C-492/23 Russmedia Digital et Inform Media Press 

Contentverzamelaar

C-492/23 Russmedia Digital et Inform Media Press 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 oktober 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    4 december 2023

Trefwoorden: avg, advertentie

Onderwerp:

- Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt: artikelen 12 tot en met 15; en

- Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG: artikel 2, lid 4, artikel 4, punten 7 en 11, artikel 5, lid 1, onder b) en f), artikel 6, lid 1, onder a), en de artikelen 7, 24 en 25.

Feiten:

De verzoekende partij, X, heeft de verwerende partij, Russmedia, gedagvaard voor de rechter in eerste aanleg. Zij heeft aangevoerd dat op de website van Russmedia zonder haar toestemming een advertentie met een denigrerende en beledigende inhoud was geplaatst door een onbekende derde. In feite bood X volgens de advertentie seksuele diensten aan en bevatte de advertentie zonder toestemming tevens haar telefoonnummer en foto’s van haar. De zonder toestemming van X gepubliceerde advertentie werd al snel overgenomen door andere reclamewebsites en wordt met vermelding van de oorspronkelijke bron nog steeds op talrijke websites geplaatst. De rechterlijke instantie heeft deze vordering toegewezen en Russmedia veroordeeld tot een betaling van de immateriële schade die X had geleden. De rechter van eerste aanleg heeft geoordeeld dat deze bekendmaking een schending vormde van de verplichtingen die de AVG aan Russmedia oplegt en dat haar passiviteit de persoonlijke levenssfeer van X ernstig heeft aangetast. Russmedia heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de bijzondere rechter. Deze rechter heeft de geappelleerde uitspraak in die zin gewijzigd dat de vordering van X tegen Russmedia ongegrond is verklaard. X is tevens veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Russmedia. Volgens de bijzondere rechter bevatte de advertentie geen informatie die afkomstig was van Russmedia, aangezien zij enkel een opslagdienst voor de advertentie verleende en niet actief betrokken was bij de inhoud ervan. X heeft tegen dit vonnis hogere voorziening ingesteld bij de rechter in hogere voorziening en daarbij verzocht om toewijzing van de hogere voorziening, vernietiging van het vonnis, ongegrondverklaring van het door Russmedia ingestelde hoger beroep en bevestiging dat de eerdere uitspraak gegrond was. De aspecten met betrekking tot de tweede verwerende partij, Inform Media Press SRL, zijn niet relevant voor het verzoek om een prejudiciële beslissing.

Overweging:

De verwijzende rechter analyseert een reeks arresten van het Hof in zaken waarin de kwalificatie van het type exploitant en de verleende diensten aan de orde zijn gesteld vanuit het oogpunt van zijn aansprakelijkheid. De onderzochte rechtspraak van het Hof heeft volgens de verwijzende rechter enkel betrekking op aanbiedingen die op een website zijn geplaatst en waarvan het onwettige karakter blijkt uit een analyse van de feiten en omstandigheden die na de publicatie van de advertentie uitdrukkelijk aan de exploitant zijn meegedeeld, en omvat geen onderzoek van de hypothese in casu, waarvan het specifieke karakter erin bestaat dat de inhoud van de door een niet-geïdentificeerde gebruiker geplaatste advertentie duidelijk onrechtmatig en zeer schadelijk voor de betrokkene was. Dit onrechtmatige karakter was duidelijk omdat de diensten die de benadeelde persoon vermeend aanbood naar hun aard een ernstige aantasting vormden van haar recht op eer en goede naam. Bovendien kunnen de seksuele diensten die volgens de geplaatste advertentie werden aangeboden, in verband worden gebracht met ernstige strafbare feiten volgens de wetboek van strafrecht zoals het optreden als souteneur en mensenhandel. De verwijzende rechter stelt dat, volgens de gebruiksvoorwaarden van het door Russmedia geëxploiteerde onlineplatform, deze vennootschap niet het voorkomen heeft van een louter passieve gebruiker van de gegevens omdat zij geen eigendomsrecht opeist op het geleverde, geposte, geüploade of ingezonden materiaal maar zich wel het recht voorbehoudt om het materiaal op enig moment te gebruiken door onder andere kopiëren, verspreiden, verzenden, publiceren, reproduceren, wijzigen, vertalen, aan partners overdragen en wissen, zelfs zonder reden.

Prejudiciële vragen:

1) Zijn de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31/EG ook van toepassing op een hostingaanbieder die gebruikers een website ter beschikking stelt waarop gratis of tegen vergoeding advertenties kunnen worden gepubliceerd en die stelt dat hij een louter technische rol speelt bij de weergave van de advertenties van gebruikers (het beschikbaar stellen van het platform), welke hostingaanbieder echter via de gebruiksvoorwaarden van de website aangeeft dat hij weliswaar geen aanspraak maakt op een eigendomsrecht op geleverd, gepost, geüpload of ingezonden materiaal maar zich wel het recht voorbehoudt om dat materiaal te gebruiken, onder meer door het te kopiëren, verspreiden, verzenden, publiceren, reproduceren, wijzigen, vertalen, aan partners over te dragen of op enigerlei moment te wissen, zonder dat daar een reden voor nodig is?

2) Moet een dergelijke verwerkingsverantwoordelijke hostingaanbieder krachtens artikel 2, lid 4, artikel 4, punten 7 en 11, artikel 5, lid 1, onder f), artikel 6, lid 1, onder a), en de artikelen 7, 24 en 25 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 en artikel 15 van richtlijn 2000/31/EG vóór de plaatsing van een advertentie nagaan of de persoon die de advertentie plaatst degene is op wiens persoonsgegevens die advertentie betrekking heeft?

3) Moet een dergelijke verwerkingsverantwoordelijke hostingaanbieder krachtens artikel 2, lid 4, artikel 4, punten 7 en 11, artikel 5, lid 1, onder f), artikel 6, lid 1, onder a), en de artikelen 7, 24 en 25 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 en artikel 15 van richtlijn 2000/31/EG vooraf de inhoud van door de gebruikers verzonden advertenties nagaan om advertenties uit te sluiten die mogelijk onwettig zijn of die inbreuk kunnen maken op iemands privéleven, familie-en gezinsleven?

4) Moet een dergelijke verwerkingsverantwoordelijke hostingaanbieder krachtens artikel 5, lid 1, onder b) en f), en de artikelen 24 en 25 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 en artikel 15 van richtlijn 2000/31/EG zodanige beveiligingsmaatregelen treffen dat de inhoud van de via zijn diensten geplaatste advertenties niet of slechts beperkt kan worden gekopieerd en herverspreid?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-236/08 tot en met C-238/08 Google France en Google; C-18/18; C-460/20 Google; C-401/19 Polen/Parlement en Raad; C-291/13; C-521/17 SNB-REACT; C-484/14; C-324/09 L'Oréal e.a.

Specifiek beleidsterrein: JenV