C-496/24 Stichting de Thuiskopie

Contentverzamelaar

C-496/24 Stichting de Thuiskopie

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     16 september 2024
Schriftelijke opmerkingen:                      2 november 2024

Trefwoorden: thuiskopievergoeding, auteursrecht
Onderwerp: 
-    Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij: artikel 5;

Feiten:
Verzoekende partij is Stichting De Thuiskopie, welke op grond van de Auteurswet belast is met de inning en verdeling van de thuiskopievergoeding. De thuiskopievergoeding is een vergoeding voor artiesten en auteurs die inkomsten mislopen omdat hun werk wordt gekopieerd voor eigen gebruik. Op grond van artikel 16c van de Auteurswet is voor het reproduceren van het werk op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, een billijke vergoeding verschuldigd ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden. Verwerende partijen zijn HP en Dell, producenten van ICT-apparatuur zoals computers en smartphones. Zij vorderen een verklaring voor recht dat voor ‘offline streaming copies’ geen billijke compensatie verschuldigd is in de zin van artikel 16c van de Auteurswet. Offline streaming copies zijn downloads of kopieën van werken die offline beschikbaar worden gesteld aan een gebruiker van een betaalde streamingdienst (zoals Spotify).

Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt over het antwoord op de vraag of het maken van een ‘offline streaming copy’ van een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt als het maken van een zogenoemde ‘thuiskopie’ als omschreven in artikel 16c lid 1 Auteurswet. Hiervoor is uitleg vereist van artikel 5 van richtlijn 2001/29, de Auteursrechtrichtlijn. Artikel 5 lid 2, aanhef en onder b, van de Auteursrechtrichtlijn staat de nationale wetgever toe beperkingen of restricties op het reproductierecht van de rechthebbende te maken ten aanzien van ‘de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk’. 

Prejudiciële vragen:
1. Kan een reproductie met de kenmerken zoals hiervoor in 2.3 onder (i)-(iii) beschreven (offline streaming copy), mede gelet op de driestappentoets (art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn), worden aangemerkt als een “reproductie (...) door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk” als bedoeld in art. 5 lid 2, onder b, Auteursrechtrichtlijn? 

2. Verzetten de doelstellingen van de Auteursrechtrichtlijn, waaronder een hoog niveau van auteursrechtbescherming, een rechtvaardig evenwicht tussen de belangen van de rechthebbende en de belangen van de gebruiker, en een coherente en techniekneutrale toepassing door de lidstaten van de beperkingen en restricties, zich tegen een nationale regeling op grond waarvan de uitzondering voor thuiskopieën niet mede offline streaming copies omvat? 

3. Is voor het antwoord op een of meer van de voorgaande vragen van belang of de rechthebbenden een vergoeding per gemaakte offline streaming copy ontvangen, dan wel of zij een vergoeding ontvangen die is gebaseerd op het aantal keren dat een offline streaming copy door de gebruiker van de streamingdienst wordt afgespeeld?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-265/16; C-426/21; C-467/08; C-433/20

Specifiek beleidsterrein: EZ; JenV