C-497/25 Maxima LT

Contentverzamelaar

C-497/25 Maxima LT

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     9 september 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     26 oktober 2025

Trefwoorden: vennootschapsbelasting, dubbele belasting, geschillencommissies

Onderwerp: Richtlijn 2017/1852 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen: artikel 1, artikel 2, lid 1, onder c), artikel 3, leden 1 en 5, artikel 4, leden 1 en 3, artikel 6, lid 1, onder b), artikel 16, lid 7.

Een Nederlandse vennootschap verkocht aandelen in dertien Letse vennootschappen aan een Letse koper. Letland hief vennootschapsbelasting over deze transactie (3% van de verkoopprijs), terwijl Nederland de inkomsten vrijstelde van belasting. Het is de vraag of er sprake is van een dubbele belasting wanneer inkomsten in twee landen onder het belastingregime vallen, en in slechts in één land het wordt vrijgesteld. Als er sprake is van een dubbele belasting moet er een geschillencommissie ingesteld worden op basis van richtlijn 2017/1852. De Letse rechter vraagt om verdere uitleg over het instellen van die commissie.

Prejudiciële vragen: 
1) Moet artikel 6, lid 1, onder b), van richtlijn 2017/1852 aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit van een lidstaat verplicht is om op verzoek van de belanghebbende een raadgevende commissie in te stellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de door de belanghebbende ingediende klacht hebben aanvaard, maar geen overeenstemming hebben bereikt over de beslechting van het geschilpunt in onderling overleg binnen de in artikel 4, lid 1, [van diezelfde richtlijn] vastgestelde termijn? 

2) Moet het begrip „dubbele belasting” in artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2017/1852 aldus worden uitgelegd dat er in omstandigheden als die in casu ook sprake is van dubbele belasting wanneer inkomsten zijn onderworpen aan de belastingregimes van twee lidstaten, maar in een van die lidstaten van de belasting zijn vrijgesteld? 

3) Indien het antwoord op de tweede vraag ontkennend luidt, moet artikel 16, lid 7, van richtlijn 2017/1852 dan aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in omstandigheden als die in casu de belanghebbende, binnen de grenzen van hun beoordelingsbevoegdheid, de toegang tot een raadgevende commissie voor geschilbeslechting niet mogen weigeren wanneer zij geen overeenstemming hebben bereikt over de juiste uitlegging en toepassing van het bilaterale belastingverdrag, waarvan op zijn beurt afhangt welke staat gerechtigd is de inkomsten te belasten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal

Gerelateerde documenten