C-499/15 W et V

Contentverzamelaar

C-499/15 W et V

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 november 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       3 december 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   3 januari 2016
Trefwoorden: EEX; bevoegdheid rechter (huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid)
Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;
- Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000

De zaak is door besluit van het HvJEU geanonimiseerd.
Verzoeker W is LIT staatsburger, gehuwd geweest met verzoekster X, een NL/Argentijnse vrouw. Zij huwden in 2003 in Portland/VS. V is de in 2006 in NL geboren zoon, die zowel de LIT als de ITA nationaliteit heeft. Van 2004 – 2006 woont het gezin in NL, waarna zij via een kort verblijf in ITA in 2007 naar Canada verhuizen. In december 2010 gaan W en X gescheiden wonen. In juli 2011 verhuist moeder X met zoon naar ITA. Sinds november 2011 wonen moeder en zoon in NL. Verzoeker W heeft bij de LIT Rb beroep ingesteld tot wijziging van de woonplaats van kind V (waarbij hij verklaart dat V bij hem woont), toewijzing aan zijn zorg in LIT, wijziging van de hoogte van de alimentatie en wijziging van de omgangsregeling. De exacte verblijfplaats van de moeder in NL is bij de LIT Rb niet bekend, het is dan ook niet duidelijk of de moeder het verzoekschrift van W betekend heeft gekregen. Moeder X heeft in Canada echtscheiding aangevraagd waarop na diverse tussenvonnissen (vaststellen woonplaats, toewijzing kind en hoogte alimentatie) op 17-04-2012 de scheiding is uitgesproken. Het gezag over V is daarbij alleen aan moeder X toegekend. Het LIT Hof van Beroep verklaart op 05-12-2012 de tussenvonnissen van de Canadese rechter niet te erkennen maar wijst het verzoek om niet-erkenning van de eindbeslissing en afgifte van certificaten op grond van Vo. 2201/2003 af.
Ondertussen voert W in LIT diverse zaken. Hij dient onder meer bij de Rb Vilnius een echtscheidingsverzoek in op grond van een fout van X en vordert daarbij toewijzing van V aan hem. De Rb wijst als tussentijdse maatregel op 28-04-2011 het kind voor de duur van de behandeling van de zaak aan W toe. Op grond van die uitspraak start W (03-07-2012) onderhavige procedure tot toewijzing van V. Hij stelt daarbij onder meer kinderontvoering omdat X zonder zijn instemming het kind naar ITA en vanuit ITA naar NL heeft gebracht en eist erkenning dat zijn zoon zich vanaf zijn geboorte tot heden in LIT heeft bevonden. Bij vonnis van 12-09-2014 wijst de Rb zijn vorderingen af en in hoger beroep (29-06-2015) wordt dit vonnis bevestigd.
In de NL zaak heeft de Rb Zwolle op 29-01-2014 vonnis gewezen waarbij W is veroordeeld tot alimentatie vanaf 18-05-2012, kosten voor zorg/opvoeding en bij vonnis van 22-08-2014 is aan de moeder als enige het gezag over kind V toegewezen (op grond van de relationele omstandigheden – in het belang van het kind). De NL rechter heeft daarbij de uitspraak van de Canadese rechter (15-08-2011) niet erkend. Bij vonnis van 31-10-2014 heeft de Rb Zwolle het vonnis van de Rb Vilnius van 08-10-2013 over het echtscheidingsverzoek alleen voor wat de omgangsregeling betreft erkend. Ook in LIT gaat de zaak verder: 02-02-2015 beslist Hof LIT op verzoek van de vader dat twee vonnissen van de Rb Zwolle van 29-02-2014 niet ten uitvoer worden gelegd en de derde zaak (niet-erkenning vonnis Rb Vilnius) wordt beëindigd.

De verwijzende LIT rechter (Rb Vilnius) heeft vastgesteld dat V nooit in LIT heeft gewoond of verbleven. In Vo. 2201/2003 is bepaald dat de rechterlijke instanties van de EULS op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt bevoegd is ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Aangezien de rechterlijke instanties in LIT en NL verschillend oordelen over de vraag welke rechter in deze zaak bevoegd is, legt hij de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Welke lidstaat – dat wil zeggen, de Republiek Litouwen of het Koninkrijk der Nederlanden – is op grond van de artikelen 8 tot en met 14 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000, bevoegd de zaak te behandelen met betrekking tot de wijzigingen in de woonplaats, de hoogte van de kinderalimentatie en de toepasselijke omgangsregeling aangaande het minderjarig kind, V., dat gewoonlijk in het Koninkrijk der Nederlanden verblijft?"
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten