C-50/21 Prestige and Limousine
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 20 mei 2021Schriftelijke opmerkingen: 6 juli 2021
Trefwoorden : vergunningen; staatssteun; vrijheid van vestiging; vervoer
Onderwerp : VWEU artikelen 49 en 107(1);
Feiten:
Taxi’s en VTC’s (huurauto’s met chauffeur) concurreren al jaren in het stedelijke passagiersvervoer. Beide diensten zijn onderworpen aan regelgeving en aan een beperkt aantal vergunningen. In tegenstelling tot taxi’s mochten VTC-voertuigen de busstrook niet gebruiken, hadden ze geen haltes op de openbare weg en konden ze geen passagiers op straat oppikken indien de dienst niet vooraf was overeengekomen via de overeenkomstige IT-applicatie. Verzoekster is een van de ondernemingen die VTC-diensten aanbieden in het grootstedelijk gebied van Barcelona. Op 10-07-2018 stelde verzoekster administratief beroep strekkende tot nietigverklaring van de RVTC in. De RVTC is een verordening inzake de regeling van occasioneel stedelijk passagiersvervoer met chauffeur in voertuigen met maximaal negen zitplaatsen binnen het grootstedelijk gebied van Barcelona. Het aantal exploitatievergunningen voor VTC’s wordt beperkt ten opzichte van het aantal taxivergunningen in een verhouding 1:30. Ook wordt een dubbele vergunning voorgeschreven, alsmede aanvullende vereisten voor VTC’s. De lokale instantie Area Metropolitana de Barcelona (grootstedelijk gebied van Barcelona), wier stadsraad de verordening op 26-06-2018 had goedgekeurd, verzet zich tegen het administratief beroep van verzoeker. Verzoekster stelt dat het grootstedelijk gebied van Barcelona met de vaststelling van de RVTC slechts beoogde de activiteiten van de VTC-ondernemingen te belemmeren, met als enig doel de belangen van de taxisector te beschermen door middel van een grootstedelijke regulering van de VTC-dienst die restrictief van aard was en in strijd was met het nationale recht en het Unierecht.
Overweging:
De verwijzende rechter is van oordeel dat artikel 48(3) LOTT – dat de rechtsgrondslag vormt van de door de RVTC vastgestelde beperkingen inzake het aantal VTC-vergunningen – als willekeurig kan worden aangemerkt, voor zover daarbij een beperking van het aantal VTC-vergunningen wordt ingevoerd zonder enige rechtvaardiging. Bovendien zou het artikel ook kunnen worden aangemerkt als in strijd met: i) de vrijheid van vestiging als bedoeld in artikel 49 VWEU, aangezien het gevolgen heeft voor alle in de EU gevestigde VTC-ondernemingen die zich in Spanje zouden willen vestigen, en ii) de plicht om het handelsverkeer binnen de EU niet te belemmeren overeenkomstig artikel 107(1) VWEU. Dezelfde twijfel over de verenigbaarheid met bovengenoemde bepalingen van Unierecht heeft deze rechterlijke instantie met betrekking tot het systeem van,,dubbele vergunning’’ waaraan VTC-voertuigen in het grootstedelijk gebied van Barcelona zijn onderworpen. De in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing gevraagde uitlegging van het Unierecht wordt noodzakelijk geacht om het onderhavige geding te beslechten. Daarnaast zijn er veertien andere rechtszaken bij deze rechterlijke instantie aanhangig die hetzelfde voorwerp hebben, waarbij sommige werden ingesteld door ondernemingen die verbonden zijn met internationale platforms.
Prejudiciële vragen:
1) Verzetten de artikelen 49 en 107, lid 1, VWEU zich tegen nationale – wettelijke en bestuursrechtelijke – bepalingen die zonder gegronde reden de verhouding tussen het aantal VTC-vergunningen en het aantal taxivergunningen begrenzen tot 1:30?
2) Verzetten de artikelen 49 en 107, lid 1, VWEU zich tegen een nationale regeling die zonder gegronde reden een tweede vergunning voorschrijft en aanvullende vereisten stelt voor VTC-voertuigen die stadsvervoer willen aanbieden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Asociación Profesional Elite taxi C-434/15;
Specifiek beleidsterrein: EZK;