C-502/19
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 20 augustus 2019 Schriftelijke opmerkingen: 23 september 2019 (fatale termijn)
Trefwoorden : parlementaire immuniteit; Europees parlement
Onderwerp :
- Protocol Nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie
Feiten:
Op 1 oktober 2017 hield de regionale overheid van Catalonië een referendum over de onafhankelijkheid van Catalonië, dat door het Spaans Constitutioneel Hof was verboden. De heer x is voormalig vicevoorzitter van de regionale regering van Catalonië. Hij wordt verdacht van rebellie, verduistering en insubordinatie in verband met het houden van het illegale referendum. Hij bevindt zich thans in voorlopige hechtenis. x had zich kandidaat gesteld voor de algemene verkiezingen voor het Europees Parlement (‘EP’) op 26 mei 2019. Hij is verkozen en vervolgens door de Spaanse centrale kiesraad officieel tot verkozen afgevaardigde uitgeroepen. x dient echter de eed of gelofte van trouw aan de Spaanse grondwet af te leggen ter verkrijging van de hoedanigheid van afgevaardigde in het EP. De Spaanse rechter heeft wegens vluchtgevaar geweigerd buitengewoon gevangenisverlof te verlenen om ten overstaan van de centrale kiesraad de eed of gelofte af te leggen. Hiertegen heeft x beroep ingesteld. Hij stelt dat hij op grond van artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie immuniteit geniet. Artikel 9 bepaalt dat tijdens de zittingsduur van het EP, de leden op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend. Daarnaast genieten zij vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging op het grondgebied van elke andere lidstaat. De immuniteit beschermt hen eveneens wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het EP begeven of daarvan terugkeren. Evenwel beginnen de werkzaamheden van het EP pas bij de aanvang van zijn constituerende vergadering, die nog niet heeft plaatsgevonden. Vraag is daarom of de parlementaire immuniteit zich uitstrekt tot nieuw gekozen leden van het EP.
Overweging:
De verwijzende rechter wenst te vernemen of aan x buitengewoon verlof moet worden verleend of geweigerd in het licht van de in artikel 9 van Protocol nr. 7 bedoelde immuniteit aangezien het Hof zich nog niet uitdrukkelijk heeft uitgesproken over de temporele draagwijdte (uitstrekking tot een moment vóór het begin van de vergaderingen), de subjectieve draagwijdte (uitstrekking tot gekozen afgevaardigden) en de objectieve draagwijdte (uitstrekking van de zinsnede „wanneer zij zich [...] begeven”) van artikel 9.
Prejudiciële vragen:
1) Is artikel 9 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie vóór de aanvang van de „zitting” van toepassing op een persoon die wordt verdacht van ernstige strafbare feiten en die zich in voorlopige hechtenis bevindt op grond van een beslissing die is gegeven vóór het begin van het verkiezingsproces waarin de betrokkene is gekozen in het Europees Parlement, maar aan wie bij een rechterlijke beslissing een buitengewoon gevangenisverlof dat hem in staat zou stellen om te voldoen aan de bepalingen van de nationale verkiezingswetgeving als bedoeld in artikel 8 van de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van
rechtstreekse algemene verkiezingen, is geweigerd?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, houdt de ruime uitlegging van de term „zittingsperiode” dan stand indien het bij de nationale verkiezingswetgeving aangewezen orgaan, op grond van de vaststelling dat de gekozen afgevaardigde de in die verkiezingswetgeving neergelegde vereisten niet heeft vervuld (gezien de onmogelijkheid om de zetel in te nemen als gevolg van een beperking van zijn persoonlijke vrijheid die voortvloeit uit de voorlopige hechtenis waarin hij zich bevindt in het kader van een strafprocedure wegens ernstige strafbare feiten), het Europees Parlement heeft meegedeeld dat de betrokkene de hoedanigheid van afgevaardigde niet heeft verworven zolang hij niet aan die vereisten voldoet, niettegenstaande de tijdelijk gefnuikte verwachting van de betrokkene dat hij zijn zetel kan innemen?
3) Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigt dat een ruime uitlegging moet worden gegeven, is de rechterlijke autoriteit die de hechtenis heeft gelast dan gehouden, gezien de zinsnede „wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren” in artikel 9 van Protocol nr. 7, tot het opheffen van de hechtenis in absolute zin, op nagenoeg automatische wijze, teneinde de betrokkene in staat te stellen de formaliteiten voor het innemen van zijn zetel in het Europees Parlement te verrichten en zich te verplaatsen naar en van het Europees Parlement, indien de gekozene zich reeds sedert geruime tijd, van lang vóór de aanvang van het verkiezingsproces, in voorlopige hechtenis bevindt in het kader van de procedure die tegen hem wordt gevoerd wegens ernstige strafbare feiten, of moet die autoriteit een criterium toepassen van relatieve weging, tegen de achtergrond van de specifieke omstandigheden van de zaak, van de rechten en belangen die voortvloeien uit het
belang van de rechtspleging en de behoorlijke procesgang enerzijds en die welke verband houden met de ingestelde immuniteit anderzijds, zowel met betrekking tot de inachtneming van de werking en onafhankelijkheid van het Parlement als ten aanzien van het recht van de gekozene om openbare ambten uit te oefenen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:, C-101/63;, C-149/85;, C-208/03 P; C-393/07 en C-9/08;, C-163/10.
Specifiek beleidsterrein: JenV, BZK