C-509/17

Contentverzamelaar

C-509/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    11 oktober 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    27 november 2017

Trefwoorden: arbeidsrecht; overgang onderneming; overname

Onderwerp:
-           Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.

Feiten:

Verzoekster was sinds 17.08.1992 als manager beheerboekhouding voor rekening van NV Echo in Houthalen-Helchteren tewerkgesteld. Op verzoek van NV Echo werd met vonnis van de rechtbank van koophandel van 23.04.2012 de procedure tot gerechtelijke reorganisatie geopend met het oog op een akkoordprocedure overeenkomstig de wet betreffende de continuïteit der ondernemingen (hierna: WCO) en werd haar opschorting verleend t/m 23.10.2012 (dit werd bij vonnis verlengd t/m 22.04.2013). Er waren twee kandidaat-overnemers: de NV Echoco en verweerder (NV Prefaco). Bij vonnis van 22.04.2013 machtigde de rechtbank de gerechtsmandatarissen om tot de overdracht van de (on)roerende goederen aan verweerder over te gaan. In haar voorstel bood verweerder aan om 164 werknemers over te nemen (circa twee derden van het totale personeelsbestand bij NV Echo). Op 22.04.2013 werd de overeenkomst van overdracht ondertekend. Er werd een lijst van de over te nemen werknemers gevoegd als bijlage aan de overeenkomst; verzoekster stond niet op deze lijst.  Als datum van overdracht voorziet deze overeenkomst: twee werkdagen na de datum van het vonnis van machtiging door de rechtbank. Verzoekster stelt dat verweerder 'reeds op de dag van de uitspraak van de rechtbank van koophandel' (22.04.2013) de vestiging in Houthalen-Helchteren in gebruik nam, hetgeen door verweerder wordt betwist. Verzoekster kan er zich niet mee verzoenen dat zij niet werd overgenomen, en stelt verweerder per aangetekende brief van 07.05.2013 in gebreke om haar tewerk te stellen. Hierop reageerde deze met een brief van 16.05.2013, waarin zij verwees naar de toepassing van artikel 61 §4 WCO, dat aan de overnemer het recht geeft om te kiezen welke werknemers hij wenst over te nemen en welke niet, voor zover er geen sprake is van verboden differentiatie. Verzoekster leidde met haar verzoekschrift van 11.04.2014 de procedure voor de arbeidsrechtbank in. Op 24.07.2015 dagvaardde zij de Belgische Staat in gedwongen tussenkomst. De vorderingen van verzoekster werden bij vonnis van 23.05.2016 ongegrond verklaard. Op 19.07.2016 ging verzoekster in hoger beroep tegen deze vonnis. Verzoekster stelt dat het keuzerecht van artikel 61 §4 WCO indruist tegen de bepalingen van richtlijn 2001/23/EG. Verweerders dat artikel 61 §4 WCO richtlijnconform is.

Overweging:

Gelet op de aangebrachte argumentatie blijft het onzeker of de 'gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag', geregeld onder hoofdstuk 4 van titel 4 van de Belgische WCO-wet, met daarin de bepaling van het toenmalige artikel 61 §4 die de overnemer vrij laat te kiezen hoeveel personeelsleden hij zal overnemen, conform is aan richtlijn 2001/23/EG. Daarom acht het hof het nuttig een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie te stellen.

Prejudiciële vragen:

Is het keuzerecht voor de overnemer uit artikel 61 §4 (thans artikel 61 §3) van de Belgische wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO-wet), als onderdeel van Hoofdstuk 4 van Titel 4 van deze wet waarbij de 'gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag' wordt geregeld, in de mate dat deze 'gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag' is aangewend met het oog op het behoud van het geheel of en gedeelte van de vervreemder of van zijn activiteiten, in overeenstemming met de Europese Richtlijn 2001/23/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, in het bijzonder met de artikelen 3 en 5 van deze richtlijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW; EZ