C-51/16 Stryker EMEA Supply Chain Services

Contentverzamelaar

C-51/16 Stryker EMEA Supply Chain Services

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   21 maart 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       7 april 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   7 mei 2016
Trefwoorden: douane-indeling; gecombineerde nomenclatuur (GN); implantaatschroeven

Onderwerp
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1212/2014 van de Commissie van 11 november 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

Verzoekster heeft in 2012 op haar verzoek bindende tariefinlichtingen (bti’s) gekregen van verweerster (douane Rotterdam Rijnmond) voor drie (in grootte) verschillende medische implantaatschroeven voor gebruik door chirurgen om kunstgewrichten te fixeren. (De drie zaken daaruit voortvloeiende zaken zijn door de Rb gevoegd.). De bti’s worden in januari 2015 ingetrokken na publicatie van de uitvoeringsVo. 1212/2014. In die Vo. is bepaald dat een schroef bestemd voor het gebruik bij chirurgie, gezien zijn objectieve eigenschappen en kenmerken ingedeeld moet worden als een deel voor algemeen gebruik. De vraag in deze zaak is of de bti’s terecht zijn ingetrokken. Verzoekster meent dat geen sprake is van een ‘reguliere’ schroef als in post 7318. De Vo. is onjuist en daarmee ongeldig omdat zij voorbijgaat aan de inherente bestemming van de schroeven. Verweerster stelt dat de schroef in de bti’s veel overeenkomsten vertoont met de in Vo. 1212/2014 genoemde schroef; zij meent dat indeling onder 9021 uitgesloten is en dat de bti’s dan ook terecht zijn ingetrokken.

De verwijzende NL rechter (Rb Noord-Holland) wijst op de vaste rechtspraak van het HvJEU met betrekking tot indeling (objectieve kenmerken en eigenschappen) en de (niet bindende) toelichtingen van de EURCIE en de Wereld DouaneOrganisatie WDO. Gelet daarop ziet de Rb indeling onder post 9021. Maar de Rb heeft ook visueel geconstateerd dat de schroeven qua uiterlijke verschijningsvorm overeenkomen met de omschrijving in Vo. 1212/2014 waardoor indeling onder 9021 uitgesloten zou zijn. De EURCIE heeft zich (zoals blijkt in zaak C-45/12) op het standpunt gesteld dat het artikel onder de delen voor algemeen gebruik valt. Op het eerste gezicht zou inderdaad kunnen worden geoordeeld dat het om een universele schroef gaat. Maar bij nadere beschouwing valt op dat de schroefdraad van de implantaatschroeven dieper is en de uitsparing in de kop niet geschikt is voor regulier (bouwmarkt-)gereedschap maar uitsluitend met specifieke medische apparatuur in het lichaam kan worden aangebracht. De vraag is dan ook of de EURCIE haar bevoegdheden met Vo. 1212/2014 heeft overschreden. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Dient post 9021 van de GN aldus te worden uitgelegd dat implantaatschroeven zoals hiervoor onder 4 omschreven, die uitsluitend bestemd zijn om in het menselijk lichaam te worden ingebracht voor de behandeling van breuken in het beendergestel of de bevestiging van protheses, daaronder kunnen worden ingedeeld?
2) Is Verordening 1212/2014 geldig?
Aangehaalde jurisprudentie: C-450/12 HARK
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten