C-510/24 PROFIL-COPY 2002

Contentverzamelaar

C-510/24 PROFIL-COPY 2002

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     25 september 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     11 november 2024

Trefwoorden: terugvordering, subsidie, doeltreffende voorziening

Onderwerp: 
-    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid: artikel 69, leden 2 en 7;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 47.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘PROFIL-COPY 2002’. Verwerende partij is het ministerie van Openbaar Bestuur en Ruimtelijke Ordening. Verzoekende partij heeft een subsidie ontvangen voor de installatie van zonnepanelen. De beheerautoriteit heeft daarna een onregelmatigheid vastgesteld en het besluit tot toekenning van de subsidie ingetrokken, en de subsidie teruggevorderd. Verzoekende partij heeft tegen dat besluit beroep ingesteld, en een verzoek tot voorlopige maatregelen ingediend bij de rechtbank.

Overweging:
De betrokkene heeft geen mogelijkheid om in rechte op te komen tegen het besluit waarbij terugvordering van de subsidie wordt gelast, voordat dit besluit uitvoerbaar wordt. De verwijzende rechter wil weten of de door Hongarije ingevoerde regeling voor behandeling en onregelmatigheden in overeenstemming is met artikel 47 Handvest, en zo niet, of de nationale rechter in het kader van zijn eigen bevoegdheid gehouden is om een met het Unierecht strijdige nationale regeling te corrigeren. De verwijzende rechter wil duidelijkheid of de bij hem aanhangige civielrechtelijke vordering als ‘voorziening in rechte’ in de zin van artikel 47 Handvest kan worden aangemerkt, en zo ja, wat de criteria zijn waaraan een doeltreffende voorziening in rechte moet voldoen en hoe de nationale rechter deze in een dergelijke procedure kan toepassen.

Prejudiciële vragen:
1) Heeft de begunstigde van een subsidie krachtens artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen een uitvoerbare verklaring van de beheerautoriteit uit hoofde waarvan hij verplicht is de aan hem uitgekeerde subsidie van de Europese Unie terug te betalen?

2) Wanneer de beheerautoriteit de begunstigde door middel van een uitvoerbare verklaring verplicht tot terugbetaling van een aan hem uitgekeerde subsidie van de Europese Unie en de begunstigde bij gebreke van andere rechtsmiddelen een civielrechtelijke vordering instelt om de gevolgen daarvan te voorkomen, moet die civielrechtelijke vordering dan worden aangemerkt als een voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

3) Kan een voorziening in rechte die het reële risico niet kan voorkomen dat de betrokkene insolvent wordt als gevolg van de maatregel die door middel van het rechtsmiddel wordt onderzocht, maar die ten uitvoer wordt gelegd voordat over het rechtsmiddel is beslist, worden beschouwd als een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

4) Wat kan de nationale rechter doen indien de derde prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, maar hij van mening is dat de nationale wetgeving hem niet in staat stelt het reële risico te voorkomen dat de betrokkene insolvent wordt als gevolg van de maatregel die door middel van het rechtsmiddel wordt onderzocht, maar die ten uitvoer wordt gelegd voordat over het rechtsmiddel is beslist? Kan de rechter voorlopige maatregelen gelasten om het risico van insolventie van de partij te voorkomen totdat de procedure definitief is beëindigd, indien dit de enige manier is waarop hij de doeltreffendheid van de voorziening in rechte kan waarborgen, zelfs als hij van oordeel is dat het nationale recht dit niet toestaat?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten