C-511/14 Pebros Servizi
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage reschts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 2 januari 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 18 januari 2015 Schriftelijke opmerkingen: 18 februari 2015 Trefwoorden: EEX (niet betwiste rechtsvorderingen) Onderwerp Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (Pb 30-04-2004)
ITA verzoekster heeft vorderingen ingesteld tegen onder meer verweerster Aston Martin Lagonda. Laatstgenoemde heeft verstek laten gaan, ondanks correcte procedure tot deelneming. Verweerster wordt veroordeeld. De beslissing is op 24-01-2014 gepubliceerd. Verzoekster stelt op 14-10-2014 opnieuw een vordering in tegen verweerster om de beslissing (inmiddels in kracht van gewijsde) te waarmerken als Europese executoriale titel in de zin van Vo. 805/2004 zodat zij de tenuitvoerleggingsprocedure kan inleiden.
De verwijzende ITA rechter (civiele Rb Bologna) overweegt het volgende. In het ITA recht is het een onbetwist rechtsbeginsel dat ‘verstek’ niet gelijk is aan het aanvaarden van een vordering. Niet-verschijning in rechte wordt nooit als een impliciete erkenning aangemerkt. Verzoekster vraagt toepassing van Vo. 805/2004, welke de rechtstreekse tenuitvoerlegging van niet-betwiste schuldvorderingen regelt. Er hoeft volgens de considerans van die Vo. geen sprake te zijn van een rechterlijke uitspraak. De verwijzende rechter twijfelt niet aan de geldigheid van het onderliggende vonnis en dat dit in de Europese rechtsruimte uitvoerbaar is. De enkele vraag die voor hem overblijft is of is voldaan aan de voorwaarde van niet-betwisting. Hij stelt dan ook onderstaande vraag aan het HvJEU: “In geval van een verstekvonnis (niet-verschijning ter terechtzitting) waarbij de afwezige verweerder is veroordeeld zonder dat hij evenwel als partij die niet aan de procedure heeft deelgenomen op welke wijze dan ook de vordering uitdrukkelijk erkent, staat het dan aan het nationale recht om te bepalen of deze procedurele houding al dan niet geldt als niet-betwisting in de zin van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen, zoals deze verordening is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 30 april 2004, en mag het nationale recht in dat geval eventueel bepalen dat er dan geen sprake is van een niet-betwiste schuldvordering? Of impliceert een verstekvonnis reeds naar zijn aard alleen dat er volgens het recht van de Europese Unie sprake is van een niet-betwiste schuldvordering, zodat – ongeacht de wijze waarop de nationale rechter die vraag beoordeelt – verordening nr. 805/2004 van toepassing is?” Specifiek beleidsterrein: VenJ