C-514/24 Magyar Telekom
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 14 oktober 2024 Schriftelijke opmerkingen: 30 november 2024
Trefwoorden: elektronische communicatie, rechtstreeks verbindende bepalingen
Onderwerp: - Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie: artikel 105, lid 4; - Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang: artikel 3, lid 3.
Feiten: Verzoekende partij is ‘Magyar Telekom’. Verwerende partij is de communicatieautoriteit. Maygar Telekom sluit dienstverleningscontracten, waarvan een aantal tegen een nultarief is gesloten. Uit de Berec-richtsnoeren van 2016 bleek niet dat aanbiedingen tegen nultarieven niet waren toegestaan. In september 2021 heeft het Hof uitspraak gedaan in een aantal zaken, waaruit onder andere bleek dat een beperking van de tethering wegens de activering van een ‘zero-rating’-tariefoptie onverenigbaar is met de verplichting uit hoofde van artikel 3, lid 3, van verordening 2015/2120. Op grond van deze uitspraken heeft Berec zijn richtsnoeren aangepast, op basis waarvan de communicatieautoriteit de verzoekende partij heeft opgeroepen om haar aanbiedingen voor 2022 vorm te geven met inachtneming van de arresten van het Hof.
Overweging: Artikel 105, lid 4, van het Europees wetboek voor elektronische communicatie bepaalt dat eindgebruikers het recht hebben om hun contract zonder extra kosten op te zeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de aanbieder [..], behalve wanneer onder andere de wijziging rechtstreeks wordt opgelegd door het Unie- of het nationale recht. Op grond van het nationale recht kan een abonnee ook het contract opzeggen bij een eenzijdige wijziging van het contract, maar dit recht is niet van toepassing indien de wijziging ‘uitdrukkelijk is gebaseerd op een wijziging in de regelgeving of een administratief besluit dan wel een rechterlijke beslissing’. De verwijzende rechter wil duidelijkheid of de wijziging van de elektronische communicatie, wanneer de juridische uitlegging inzake nultarieven verandert door de arresten van het Hof, valt onder een ‘administratief besluit’. De verwijzende rechter stelt dat de Berec-richtsnoeren duidelijk een regelgevend karakter hebben, maar dat zij niet rechtstreeks verbindend zijn voor verzoekende partij. Het is de vraag of de arresten van het Hof kunnen worden aangemerkt als ‘rechtstreeks verbindende bepalingen’ in de zin van artikel 105, lid 4, van het wetboek.
Prejudiciële vragen: 1) Kan een arrest van het Hof worden gelijkgesteld met een rechtstreeks verbindende bepaling van Unierecht in de zin van artikel 105, lid 4, van richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (hierna: „wetboek”), of moet een dergelijk arrest worden aangemerkt als een uitlegging van het recht die geen wijziging van de eerdere regelgeving vormt vanuit het oogpunt van artikel 105, lid 4, van het wetboek?
2) Kunnen de richtsnoeren van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (hierna: „Berec”), BoR (16) 127, van 30 augustus 2016 (hierna: „Berec-richtsnoeren van 2016”) die, voor zover in casu van belang, zijn vervangen door de richtsnoeren van Berec, BoR (22) 81, van 9 juni 2022 (hierna: „Berec-richtsnoeren van 2022”) – in het bijzonder gelet op artikel 10, lid 2, van het wetboek en artikel 4, lid 4, van verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 (hierna: „verordening tot instelling van Berec”) – worden beschouwd als een onderdeel van het Unierecht of als rechtstreeks verbindende bepalingen daarvan en, als zodanig, als een wijziging in de regelgeving die de toepassing van de uitzondering van artikel 105, lid 4, van het wetboek rechtvaardigt, of zijn zij slechts een interpretatie van het recht – in het bijzonder indien zij uitvoering geven aan een arrest van het Hof – die geen wijziging van de eerdere regelgeving vormt vanuit het oogpunt van artikel 105, lid 4, van het wetboek?
3) Indien de toepassing van de uitzondering van artikel 105, lid 4, van het wetboek noch door een arrest van het Hof, noch door de Berec-richtsnoeren van 2022 wordt gerechtvaardigd, kan het besluit van een nationale regelgevende autoriteit waarbij met betrekking tot een aanbieder van elektronischecommunicatiediensten een gewijzigd jurisprudentieel criterium wordt toegepast met betrekking tot artikel 3, lid 3, van verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (hierna: „verordening 2015/2120”), dat is gebaseerd op de Berec-richtsnoeren van 2022, zoals gewijzigd ingevolge een arrest van het Hof, dan worden aangemerkt als een rechtstreeks verbindende bepaling van nationaal recht in de zin van artikel 105, lid 4, van het wetboek, waarbij moet worden opgemerkt dat de bepaling van verordening 2015/2120 dezelfde is gebleven en niet is gewijzigd tijdens de periode waarop het geding betrekking heeft?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-854/19 Vodafone; C-5/20 Vodafone; C-34/20 Telekom Deutschland; C-173/09; C-322/88; C-28/15 Koninklijke KPN e.a.
Specifiek beleidsterrein: EZ; BZ