C-516/20 Ryanair
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 december 2020 Schriftelijke opmerkingen: 20 januari 2021
Trefwoorden : compensatie luchtreizigers;
Onderwerp :
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91;
Feiten:
Verzoekers vorderen van verweerster compensatie (ieder 400 EUR) vanwege de annulering van hun vlucht zonder aanbod van een vervangende vlucht. Verweerster weigerde dit en stelde dat er sprake was van buitengewone omstandigheden; er was namelijk een vakbondsstaking van het Portugese, Spaanse, Italiaanse en Belgische cabinepersoneel van verweerster. Verweerster zette ter compensatie crews uit andere landen in, beschikte echter niet over voldoende cabinepersoneel om het personeelsgebrek als gevolg van de stakingen te kunnen opvangen. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen. De rechter was van oordeel dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5(3) van verordening 261/2004. Verzoekers hebben hierop beroep ingesteld en blijven bij hun eis en stellen dat gelet op het arrest van het Hof (C-195/17) ook de door een vakbond geïnitieerde staking van eigen personeel kan worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Verder stellen verzoekers dat verweerster informatie had moeten verstrekken over de oorzaken van de staking en de maatregelen ter voorkoming ervan. Verweerster verzoekt om verwerping van het hoger beroep.
Overweging:
De vraag is relevant voor de beslechting van het geding. Mochten in de onderhavige situatie voor de litigieuze vlucht buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5(3) van verordening 261/2004 een ontheffing van aansprakelijkheid tot gevolg hebben, dan moet het hoger beroep worden verworpen, aangezien verzoekers in dat geval geen recht hebben op compensatie. Mocht de staking daarentegen niet worden beschouwd als buitengewone omstandigheid, dan slaagt het hoger beroep. Of een door een vakbond geïnitieerde staking moet worden gekwalificeerd als buitengewone omstandigheid hangt af van de aan die bepaling gegeven uitlegging – in casu meer bepaald de uitlegging van het begrip „buitengewone omstandigheden” –, die in geval van twijfel is voorbehouden aan het Hof.
Prejudiciële vraag:
Vormt een staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij ten gevolge van een oproep van een vakbond een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: TUIFly C-195/17;
Specifiek beleidsterrein: IenW