C-516/23 Qatar Airways

Contentverzamelaar

C-516/23 Qatar Airways

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 oktober 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    22 november 2023

Trefwoorden: geannuleerde vlucht, passagiersrechten

Onderwerp:

•            Artikel 3, lid 3, artikel 8, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 (hierna: „passagiersrechtenverordening”).

Feiten:

Verzoekers beschikten over een betaalde en bevestigde boeking bij verweerster als luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoerde. De boeking werd gemaakt op 5 augustus 2020. Verweerster heeft de vluchten op 13 september 2020 geannuleerd. Op Denpasar werd tot het voorjaar van 2022 door verweerster niet gevlogen. Bij e-mail van 8 augustus 2022 vorderden verzoekers met als uiterste datum 18 augustus 2022 een vlucht met verweerster op dezelfde route op 20 oktober 2022 (heenvlucht) en 7 november 2022 (terugvlucht). Na het vruchteloos verstrijken van de gestelde termijn boekten verzoekers de vluchten met gebruikmaking van 140.000 mijlen in het programma van American Airlines en betaalden daarvoor 394,62 EUR. De marktprijs van de vluchten op de boekingsdatum was 4.276,36 EUR.

Overweging:

Verzoekers hebben de vliegtickets in het kader van een in de tijd beperkte actie van verweerster met de naam „MEDICS” geboekt. Ze hoefden volgens verweerster enkel heffingen en luchtvaartbelasting te betalen en hebben de vliegtickets dus gratis verkregen. Deze actie was alleen tot een bepaalde beroepsgroep (artsen) gericht. In dit verband vraagt de verwijzende rechter zich allereerst af of de passagier in dat geval „gratis”, als bedoeld in artikel 3, lid 3, eerste alternatief, van de passagiersrechtenverordening, reist. De actie was niet voor iedereen toegankelijk, maar slechts voor een door verweerster vastgestelde groep van personen of beroepsgroep. De verwijzende rechter vraagt zich derhalve af of er sprake is van een voor het publiek toegankelijk tarief waardoor de passagiersrechtenverordening van toepassing kan zijn.

Uit nationale rechtspraak blijkt dat de de passagier, volgens artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 8, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening, in het geval van annulering van een vlucht, in beginsel van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoerde, een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar zijn eindbestemming, op een latere datum, dan bij de eerste gelegenheid, zie artikel 8, lid 1, onder b) van de passagiersrechtenverordening, naar keuze van de passagier kan eisen, indien er plaats beschikbaar is. Derhalve ligt het voor de hand dat artikel 8, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening op dezelfde manier moet worden uitgelegd. Uit de uitlegging van de bepaling volgt dat de omboeking weliswaar gratis moet zijn, maar ook qua tijd verband moet houden met de oorspronkelijke reis. De passagiersrechtenverordening verleent de passagier daarmee geen willekeurig recht op kosteloze omboeking zonder dat deze verband houdt met de geplande reis, bijvoorbeeld naar een vlucht na de oorspronkelijk geplande reis in een bijzonder dure reisperiode.

Niettemin geeft artikel 8, lid 1, onder a), van de passagiersrechtenverordening ex nunc recht tot ontbinding van de overeenkomst, indien deze nog niet is uitgevoerd of haar doel niet heeft bereikt. Bij artikel 8, lid 1, onder b) en c), van de passagiersrechtenverordening gaat het bijgevolg om een recht op nakoming achteraf dat naar zijn aard inhoudelijk gebonden is aan de luchtvervoerovereenkomst. Dit recht houdt in beginsel verband met de oorspronkelijk geplande reis. De naleving van het tijdstip van uitvoering is echter zo essentieel dat de transactie met de tijdige prestatie staat of valt. Wanneer een te late prestatie (aankomst) voor de passagier geen zin meer heeft en geen nakoming meer vormt, dat wil zeggen dat zij onmogelijk wordt, hangt af van het oorspronkelijke reisplan van de passagier. De Commissie is niet duidelijk van mening dat een passagier zich ook jaren later nog voor een heel andere reis kan beroepen op het recht op grond van artikel 8, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening.

Bijgevolg zou een vordering tot schadevergoeding wegens ontzegging van een andere vlucht overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening in casu uitgesloten zijn. De rechter is echter van mening dat het twijfelachtig is of de bewoordingen van de bepaling aldus kunnen worden uitgelegd dat er een tijdsverband moet zijn tussen de oorspronkelijke vlucht en de andere vlucht als een ongeschreven kenmerk. Een dergelijke steun is in ieder geval niet te vinden in de bewoordingen van de bepaling.

Prejudiciële vragen:

1. Moet verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 aldus worden uitgelegd dat de passagier in de zin van artikel 3, lid 3, eerste alternatief, van de verordening gratis reist, wanneer hij voor het ticket enkel heffingen en luchtvaartbelasting hoeft te betalen?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Moet verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 aldus worden uitgelegd dat er geen sprake is van een tarief dat in de zin van artikel 3, lid 3, tweede alternatief, van de verordening (indirect) voor het publiek toegankelijk is, indien de vlucht is geboekt in het kader van een actie van een luchtvaartmaatschappij die in tijd en hoeveelheid beperkt was en enkel voor een bepaalde beroepsgroep toegankelijk was?

3. Indien de tweede vraag eveneens ontkennend wordt beantwoord en verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 van toepassing wordt geacht:

a) Moet artikel 8, lid 1, onder c), van de verordening aldus worden uitgelegd dat er een tijdsverband moet bestaan tussen de oorspronkelijk geboekte en geannuleerde vlucht en de gewenste andere vlucht op een latere datum?

b) Zo ja, hoe moet dit tijdsverband dan worden afgebakend?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: IenW