C-522/24 Ministero della difesa
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 25 september 2024 Schriftelijke opmerkingen: 11 november 2024
Trefwoorden: vaccinatieplicht, gelijke behandeling, militair
Onderwerp: - Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep: artikelen 2, 3, 4, 6, en 17; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 1, 21, 24 en 52; - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 10.
Feiten: Verzoekende partij is ‘BG’, een militair. Hij verzet zich tegen de nationale regelgeving waarbij gezondheidspersoneel en militairen verplicht worden om zich tegen COVID-19 te laten vaccineren. Nadat BG geweigerd heeft om zich te laten vaccineren, heeft er een lange procedure plaatsgevonden. Tenslotte is hij geschorst zonder bezoldiging, maar zijn er geen tuchtrechtelijke gevolgen opgelegd en heeft hij het recht op behoud van zijn dienstverband verkregen. BG heeft tegen dit besluit buitengewoon beroep ingesteld bij de Italiaanse president. De verwijzende rechter in deze zaak heeft in die beroepsprocedure een raadgevende functie.
Overweging: De verwijzende rechter is van mening dat de middelen die BG heeft aangevoerd ongegrond zijn. Deze middelen zagen onder andere op de discriminerende wijze waarop de verplichting tot het vaccineren in de praktijk is gebracht en de indirecte discriminatie die BG heeft ondervonden vanwege de weigering van zijn voorstel om zich elke 48 uur te laten testen in plaats van zich te laten vaccineren. Toch wil de verwijzende rechter vragen aan het Hof voorleggen over de verenigbaarheid met het Unierecht van de gevolgen van het weigeren van een vaccinatieplicht door een werknemer. De verwijzende rechter is namelijk deel van een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, als bedoeld in artikel 267, lid 3, van het VWEU.
Prejudiciële vragen: 1. Staat richtlijn 2000/78/EG, gelet op het feit dat de overheid het niet nodig heeft geacht om militairen voor de specifieke arbeidsbetrekking een vaccinatieverplichting op te leggen op grond van artikel 206-bis van decreto legislativo (wetsbesluit) nr. 66/10, waarbij zij de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het vaccin op zich neemt, in de weg aan een omzetting daarvan in nationaal recht die decreto-legge (voorlopig wetsbesluit) nr. 172/21 mogelijk maakt, voor zover dat decreto-legge nr. 44/21 wijzigt door [artikel] 4-ter, lid 2, [onder] b), toe te voegen, op grond waarvan de militair verplicht is om zich, in strijd met zijn principes, te laten vaccineren, omdat die regeling hem verplicht om zich op eigen risico vrijwillig aan die – nog experimentele – medische behandeling te onderwerpen als aanvullende voorwaarde om te kunnen werken in een werkomgeving waarin tevens civiele werknemers aanwezig zijn voor wie die vaccinatie niet vereist is, hoewel zij functies vervullen die wat het besmettingsrisico voor zichzelf en voor anderen betreft, vergelijkbaar zijn met de door militairen vervulde functies?
2. Staat artikel 2, [lid 2, onder] b), van richtlijn 2000/78/EG, gelet op het feit dat volgens de Italiaanse regeling op het gebied van toegang tot de werkplek, ook in drukke omgevingen zoals het openbaar vervoer, stadia en restaurants, een vaccinatiecertificaat en een minder dan 48 uur oud negatief testresultaat voor niet in decreto-legge nr. 172/21 genoemde werknemers gelijkwaardig worden geacht, in de weg aan een maatregel als decreto-legge nr. 172/21, voor zover dat decreto-legge nr. 44/21 wijzigt door [artikel] 4-ter, lid 1, [onder] b), toe te voegen, op grond waarvan de militair verplicht is om zich, in strijd met zijn principes, te laten vaccineren, als noodzakelijke voorwaarde om te kunnen werken in een werkomgeving waarin tevens militairen aanwezig zijn die zich, in overeenstemming met hun principes, ook zonder daartoe verplicht te zijn hebben laten vaccineren, hoewel de niet-gevaccineerde militair bereid, en hoe dan ook reeds verplicht is om met tussenpozen van minder dan 48 uur een negatief testresultaat over te leggen?
3. Is de maatregel bedoeld in decreto-legge nr. 172/21, tot aanvulling van decreto-legge nr. 44/21, die de wegens niet-nakoming van de vaccinatieverplichting geschorste werknemer door artikel 4-ter, lid 3, verhindert om op wettige wijze te voorzien in het levensonderhoud van zijn gezin en de bescherming en de zorg die noodzakelijk zijn voor het welzijn van zijn minderjarige dochters, in strijd met de artikelen 1 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 24 van het Handvest?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-322/16 Global Starnet Ltd
Specifiek beleidsterrein: VWS; SZW; DEF