C-529/15 Al Folk

Contentverzamelaar

C-529/15 Al Folk

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   24 november 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       10 december 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   10 januari 2016
Trefwoorden: milieuaansprakelijkheid

Onderwerp
Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (Pb L 143, blz. 56), zoals gewijzigd bij RL 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 (Pb L 102, blz. 15) en bij RL 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (Pb L 140, blz. 114)

Verzoeker heeft in 2009 bezwaar ingediend op grond van de OOS wet inzake milieuaansprakelijkheid. Hij stelt daarbij dat zijn visrechten in gevaar komen als gevolg van de exploitatie (sinds 2002) van een waterkrachtinstallatie. Gevolg van die exploitatie is grote vissterfte door de kortdurende hevige schommelingen van de waterspiegel, waardoor het voor jonge vissen onmogelijk is geworden de betreffende rivier stroomafwaarts te volgen, mede door het ontbreken van een ‘bypass’. In 2012 wordt het bezwaar verworpen aangezien voor de exploitatie van de waterkrachtinstallatie bij besluit van de OOSaut van 20-08-1998 een waterrechtelijke vergunning is verleend, waarin ook de restwaterhoeveelheden zijn voorgeschreven. De door verzoeker gestelde schade wordt derhalve door een waterrechtelijke vergunning gedekt, zodat er volgens de OOS wet geen sprake kan zijn van milieuschade. Verzoeker stelt vervolgens strijd van de OOS wet met de milieuaansprakelijkheidsRL, aangezien niet elke waterrechtelijke vergunning tot een uitsluiting van milieuschade mag leiden.

De verwijzende OOS rechter (Verwaltungsgerichtshof) leest in artikel 17 van de RL dat deze RL niet van toepassing is op schade die is veroorzaakt door emissies, gebeurtenissen en incidenten die voor de in artikel 19 lid 1 genoemde datum hebben plaatsgevonden. Hij vraagt zich af wat precies moet worden verstaan onder ‘gebeurtenis’ respectievelijk ‘incident’. Wat verzoekers visrechten betreft: in de OOS regelgeving worden deze niet (expliciet) genoemd. Bij letterlijke uitleg heeft verzoeker dan ook geen recht om milieubezwaren aan te voeren. Is dit in strijd met de RL? Is het mogelijk dat er sprake kan zijn van ‘geen milieuschade’ indien de installatie volgens de wettelijke regels wordt geëxploiteerd? De aan het HvJEU voorgelegde vragen luiden als volgt:
1. Is richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143, blz. 56), zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 (PB L 102, blz. 15) en bij richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (PB L 140, blz. 114) (milieuaansprakelijkheidsrichtlijn), ook van toepassing op schade die zich weliswaar ook nog heeft voorgedaan na de in artikel 19, lid 1, van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn genoemde datum, doch zijn oorsprong vindt in de exploitatie van een vóór die datum goedgekeurde en in bedrijf genomen installatie (waterkrachtinstallatie) en door een waterrechtelijke vergunning gedekt is?
2. Verzet de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn, en met name de artikelen 12 en 13 daarvan, zich tegen een nationale regeling die houders van visrechten verbiedt een beroepsprocedure als bedoeld in artikel 13 van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn in te leiden met betrekking tot een milieuschade in de zin van artikel 2, punt 1, onder b), van die richtlijn?
3. Verzet de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn, en met name artikel 2, punt 1, onder b), daarvan, zich tegen een nationale bepaling die een schade die een aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de ecologische, chemische of kwantitatieve toestand of het ecologisch potentieel van de betrokken wateren, uitzondert van het begrip „milieuschade”, wanneer de schade door een vergunning op grond van een nationale wettelijke bepaling gedekt is?
4. Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord:
Moet in de gevallen waarin bij een krachtens nationale bepalingen verleende vergunning niet is getoetst aan de criteria van artikel 4, lid 7, van richtlijn 2000/60/EG (respectievelijk de nationale bepalingen ter omzetting daarvan), bij het onderzoek van de vraag of er sprake is van een milieuschade in de zin van artikel 2, punt 1, onder b), van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn, artikel 4, lid 7, van richtlijn 2000/60/EG rechtstreeks worden toegepast, en worden onderzocht of de criteria van deze bepaling zijn vervuld?
Specifiek beleidsterrein: IenM

Gerelateerde documenten