C-544/16 Marcandi
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie Termijnen: Motivering departement: 23 december 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 9 januari 2017 Schriftelijke opmerkingen: 9 februari 2017 Trefwoorden: btw; fiscale neutraliteit; dienstverlening online winkelbedrijf Onderwerp: - richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb 2006, L 347, blz. 1); - richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst (Pb 2008, L 44, blz. 11) Verzoekster (h o d n ‘Madbid’) exploiteert een online winkelbedrijf, gevestigd en geregistreerd in VK. Het betreft met name verkoop van electronica, maar soms ook auto’s. Deze goederen vallen onder verschillende btw-tarieven. Verzoekster start een procedure naar aanleiding van een besluit van verweerster (belastingdienst, verantwoordelijk voor de btw) inzake de btw-behandeling van haar activiteiten. De werkwijze van verzoekster wordt uitgebreid beschreven in de punten 3 – 12 van de verwijzingsbeschikking. In het begin (2008) bood zij een platform voor veilingactiviteiten, maar later is daar gewone verkoop uit een webwinkel bijgekomen. Om mee te kunnen bieden bij de veilingen moeten inschrijvers betalen door middel van de aanschaf van ‘Credits’. In de beginfase verloren de credits hun waarde bij niet-succesvol inschrijven, maar nadat de webwinkel erbij gekomen is kunnen inschrijvers deze credits nu wel verzilveren in de webshop (‘earned discount’) en alsnog inzetten bij het veilen van een identiek artikel (de ‘Buy Now’ mogelijkheid). Voor de aanschaf van credits (voor de veilingsite, er zijn diverse pakketten) en om aankopen in de webshop te kunnen doen moet men zich online registreren bij verzoekster en instemmen met de voorwaarden. Verzoekster omschrijft de verkoop van de pakketten credits als ‘dienstverlening’. Zij is behalve in VK in negen andere EULS actief (en voor btw geregistreerd) en functioneert daar in wezen onder dezelfde voorwaarden. Aspirantkopers mogen slechts op één site (‘woonplaatsvereiste’) geregistreerd staan. Het besluit van verweerster van 09-12-2013 behelst de bepaling dat het bedrag dat door gebruikers voor credits aan verzoekster wordt betaald de tegenprestatie vormt voor een in VK verrichte dienst (levering van het recht om deel te nemen aan een online veiling) en geen tegenprestatie is voor de door haar geleverde goederen. De DUI belastingdienst heeft echter na controles in 2009 – 2011 op 09-07-2014 bepaald dat bij de eerste verkoop van credits geen sprake is van levering en dat wanneer verzoekster goederen levert aan een in DUI gevestigde gebruiker in DUI btw moet worden afgedragen. Xxxx Deze analyse wordt in de andere EULS gevolgd, zonder dat daarvoor een ‘ruling’ is vastgesteld. Vanwege dit verschil in behandeling is verzoekster de procedure in VK begonnen omdat zij nu wordt onderworpen aan dubbele belastingheffing voor dezelfde handeling, zonder compenserende vermindering. Door inwerkingtreding van RL 2008/8 (01-01-2015) gaat het om tegenstrijdigheid in de periode voor 2015. De verwijzende VK belastingrechter komt tot de conclusie (waarmee partijen instemmen) dat conform artikel 33 en 34 van RL 2006/112 de plaats van levering daar is waar de gebruiker woonachtig is, en de plaats van de dienst het VK is. Verzoekster stelt onder meer dat zij alleen btw verschuldigd is wanneer zij goederen levert. De tegenprestatie is de ‘Buy Now’prijs in de veiling of de prijs in de webshop na aftrek van de ‘earned discount’ dan wel de waarde van de credits ingezet bij de veiling. Zij ziet de uitgifte van credits als voorbereidende handeling die niet binnen de werkingssfeer van RL 2006/112 valt en verwijst naar C-270/09. De aanschaf van credits is niet een doel op zichzelf maar een middel om (uiteindelijk) goederen aan te schaffen. Zij is het eens met de DUI visie dat de verkoop van credits als vooruitbetaling van de tegenprestatie voor de latere levering wordt beschouwd, en verwijst daarvoor naar C-419/02, dan wel als uitgifte van waardebonnen die zoals het HvJEU in C-427/98 CIE/DUI heeft bepaald voor btw-doeleinden een betaalmiddel voor levering kunnen vormen. Zij betwist ook de ‘bezwarende titel’ omdat geen (noodzakelijk) rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie. Ten slotte wijst zij op de noodzaak van fiscale neutraliteit die hier in het geding is nu er verschil in beoordeling is tussen VK en de andere EULS. Verweerster ziet onder meer de verstrekking van credits wel als levering van een dienst, niet louter als een voorbereidende handeling. De via ‘Buy Now’ en ‘Earned Discount’ geeft een prijskorting als bedoeld in artikel 79.b van RL 2006/112. Kopers kunnen vervolgens beslissen of zij daarvan gebruik maken en dat is een afzonderlijke handeling. Betaling voor credits is geen vooruitbetaling maar vormt de tegenprestatie voor levering van een recht (tot deelname aan de veilingen). Zij wijst er ook nog op dat het beginsel van fiscale neutraliteit niet rechtvaardigt dat wordt voorbijgegaan aan de economische realiteit dat verzoekster niet alleen diensten onder bezwarende titel levert maar ook goederen, hetgeen weliswaar niet dubbel belast maar evenmin onbelast mag blijven. Gezien de complexiteit van de zaak en de verschillende uitleg in EULS ziet de verwijzende rechter zich genoodzaakt de volgende vragen aan het HvJEU voor te leggen: Eerste vraag: Moeten artikel 2, lid 1, artikel 24, artikel 62, artikel 63, artikel 65 en artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en in omstandigheden zoals die in het hoofdgeding, aldus worden uitgelegd: (a) dat de uitgifte van Credits aan gebruikers door Madbid, tegen betaling van geld: (i) een “voorbereidende handeling” is, van het door het Hof [in zijn arrest van 16 december 2010, MacDonald Resorts, C-270/09, EU:C:2010:780, in de punten 23 tot en met 42] vastgestelde soort, die niet binnen de werkingssfeer van artikel 2, lid 1, valt; of (ii) een door Madbid verrichte dienst is, als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), namelijk de toekenning van een recht om deel te nemen aan online veilingen; (b) dat, indien de toekenning van een recht om deel te nemen aan online veilingen een door Madbid verrichte dienst is, deze dan moet worden beschouwd als een verrichting “onder bezwarende titel” als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), omdat hiervoor wordt betaald (dat wil zeggen in de vorm van het geld dat Madbid in ruil voor Credits van een gebruiker ontvangt); (c) luidt het antwoord op onderdeel (b) anders indien de betaling voor de Credits eveneens dient als een recht voor de gebruiker om voor dezelfde waarde goederen te verwerven in het geval dat de gebruiker niet slaagt tijdens de veiling; (d) dat indien Madbid geen dienst onder bezwarende titel verricht wanneer zij tegen betaling Credits uitgeeft aan haar gebruikers, zij dan een dergelijke dienst verricht op enig ander moment; en welke beginselen moeten worden toegepast bij de vaststelling van het antwoord op deze vragen? Tweede vraag: Wat is bij een juiste uitlegging van artikelen 2, lid 1, artikel 14, artikel 62, artikel 63, artikel 65, artikel 73 en artikel 79, punt b, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in omstandigheden zoals die in het hoofdgeding, de door Madbid verkregen tegenprestatie in ruil voor de leveringen van goederen aan haar gebruikers, als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), en artikel 73? Meer bepaald, en gelet op het antwoord op de eerste vraag: (a) is het door een gebruiker aan Madbid voor Credits betaalde geld een onder artikel 65 vallende „vooruitbetaling” voor een levering van goederen, zodat de btw „verschuldigd” wordt op het tijdstip van ontvangst van deze betaling, en zodanig dat de door Madbid van de gebruiker ontvangen betaling wordt beschouwd als tegenprestatie voor een levering van goederen; (b) is, indien een gebruiker goederen koopt door middel van de “Buy Now” of “Earned Discount” mogelijkheden, de waarde van de Credits die zijn besteed voor het doen van biedingen tijdens veilingen, welke besteding, wanneer de bieding niet slaagt, ertoe leidt dat er “Earned Discount” wordt gegenereerd of dat de “Buy Now” prijs wordt verlaagd: (i) een “prijskorting” in de zin van artikel 79, onder b), zodanig dat de tegenprestatie voor de levering van de goederen door Madbid bestaat uit het bedrag dat door de gebruiker op het moment van aankoop van de goederen daadwerkelijk aan Madbid is betaald en niet meer dan dat; of (ii) onderdeel van de tegenprestatie voor de levering van goederen, zodanig dat de tegenprestatie voor de levering van de goederen door Madbid zowel het bedrag omvat dat door de gebruiker aan Madbid is betaald op het moment van aankoop van de goederen, als het bedrag dat door de gebruiker is betaald voor de Credits die hij heeft besteed bij niet-succesvolle biedingen tijdens veilingen; (c) is, indien een gebruiker het recht uitoefent om goederen te kopen na het winnen van een online veiling, de tegenprestatie voor de levering van deze goederen de vastgestelde prijs waarmee de veiling is gewonnen (plus verpakkings- en verzendkosten) en niet meer dan dat, of is de waarde van de Credits die de winnaar heeft besteed om tijdens die veiling te bieden eveneens onderdeel van de tegenprestatie voor de levering van deze goederen door Madbid aan de gebruiker; of welke beginselen moeten worden toegepast bij de vaststelling van het antwoord op deze vragen? Derde vraag: Wanneer twee lidstaten een handeling voor btw-doeleinden verschillend behandelen, in welke mate dienen de rechters van een van deze lidstaten bij de uitlegging van de relevante bepalingen van het Unierecht en van het nationale recht, rekening te houden met de wenselijkheid van het voorkomen van: (a) dubbele heffing van belasting over de handeling; en/of (b) niet-heffing van belasting over de handeling; en wat is de invloed van het beginsel van fiscale neutraliteit op deze vraag? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-419/02 Bupa Hospitals; C-270/09 McDonalds resorts; Specifiek beleidsterrein: FIN en EZ