C-549/25 Drecz
Dit fiche is slechts een samenvatting. De verwijzingsbeschikking is bepalend
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 6 oktober 2025 Schriftelijke opmerkingen: 22 november 2025
Trefwoorden: oneerlijke bedingen, consumentenovereenkomsten, verrekening, vertragingsrente, onverschuldigde betaling, doeltreffendheidsbeginsel , afschrikwekkende functie sancties
Onderwerp: Richtlijn 93/13 (oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten): artikel 6, lid 1 en artikel 7, lid 1.
In 2009 hebben de partijen een kredietovereenkomst gesloten, die volgens verzoekers nietig is vanwege oneerlijke bedingen. Verzoekers vorderen bij de rechter terugbetaling van de betaalde krediettermijnen. De Poolse rechter twijfelt of de in 2025 door verzoekers afgelegde verklaring van verrekening, die naar nationaal recht terugwerkende kracht heeft en waarbij de bedragen tegen elkaar wegvallen tot het bedrag van de lagere schuldvordering, meebrengt dat de aanspraak op wettelijke vertragingsrente vervalt.
Prejudiciële vraag: Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en het beginsel van doeltreffendheid in het kader van een door een verkoper met een consument gesloten kredietovereenkomst die in haar geheel nietig is verklaard op grond dat zij oneerlijke bedingen bevat zonder welke zij niet kan voortbestaan, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale rechtspraak op grond waarvan een door de consument afgelegde verklaring van verrekening van zijn vordering ter zake van de hoofdvordering terugwerkende kracht heeft tot op het tijdstip waarop die vordering opeisbaar is geworden, wat de gevolgen tenietdoet van het feit dat het door de verkoper verschuldigde bedrag niet tijdig is betaald en ertoe leidt dat de wettelijke vertragingsrente die de consument zonder verrekening van de verkoper had moeten ontvangen niet verschuldigd is?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-618/10 Banco Español de Crédito; C-26/13 ; C 154/15, C 307/15 en C 308/15 ; C-6/22 M.B. e.a.; C-28/22 Getin Noble Bank (Verjaringstermijn voor vorderingen tot terugbetaling); C-424/22 Santander Bank Polska.
Specifiek beleidsterrein: EZ