C-550/23 Agentsia za darzhavna finansova inspektsia

Contentverzamelaar

C-550/23 Agentsia za darzhavna finansova inspektsia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 november 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    31 december 2023

Trefwoorden: leveringsovereenkomst, drempelbedragen

Onderwerp: Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG: artikel 2 en artikel 4.

Feiten:

De handelsonderneming „Montazhi” EAD is een naamloze eenpersoonsvennootschap, vertegenwoordigd door verzoeker, NV, in zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter. Bij een financiële controle van „Montazhi” EAD met betrekking tot de rechtmatigheid van de sluiting en uitvoering van overeenkomsten met contractanten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2021 zijn de toezichthoudende organen van de overheidsdienst ervan uitgegaan dat de onderneming een „publiekrechtelijke instelling” is en dat NV een aanbestedende is. Op grond van de vaststelling van de overheidsdiensten dat „Montazhi” EAD een „publiekrechtelijke instelling” is, heeft de verwerende partij, de overheidsdienst voor financiële inspectie, een besluit vastgesteld waarbij een administratieve overtreding werd geconstateerd en vervolgens de in casu bestreden boetebeschikking tegen NV uitgevaardigd. De reden voor dit besluit is omdat in 2020 een mededeling is gedaan van een leveringsovereenkomst tussen „Montazhi” EAD en „Reyr Studio BG” EOOD, waarbij een overheidsopdracht is gegund waarvan het minimumbedrag, dat in nationale regelgeving is vastgelegd, is overschreden.

Overweging:

De onderhavige procedure betreft de vraag of NV, in zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter van de handelsonderneming „Montazhi” EAD, mogelijk een administratieve overtreding heeft gepleegd met betrekking tot uitgaven die zijn gedaan in het kader van een leveringsovereenkomst. De verwijzende rechter heeft twijfels over de correcte omzetting van de bepalingen van richtlijn 2014/24/EU in het nationale recht, aangezien het begrip „publiekrechtelijke instelling” volgens de nationale regeling ook van toepassing is op overheidsopdrachten waarvan de waarde niet groter is dan de in deze handeling van afgeleid recht van de Europese Unie vastgestelde drempelbedragen, waardoor de materiële werkingssfeer ervan wordt uitgebreid. De verwijzende rechter vraagt het Hof om deze reden of een nationale regeling toelaatbaar is op grond waarvan de bepalingen van richtlijn 2014/24/EU, in het bijzonder de juridische definitie van „publiekrechtelijke instelling” volgens artikel 2, lid 1, punt 4, ook van toepassing zijn op overheidsopdrachten waarvan de geraamde waarde exclusief btw niet groter is dan de in artikel 4 van de richtlijn vastgestelde drempelbedragen.

Prejudiciële vraag:

Is een nationale regeling toegestaan op grond waarvan de bepalingen van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG [(PB 2014,) L 94, blz. 65-242], in het bijzonder de juridische definitie van „publiekrechtelijke instellingen” in artikel 2, lid 1, punt 4, ook van toepassing zijn op overheidsopdrachten waarvan de geraamde waarde exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) niet groter is dan de in artikel 4 van de richtlijn vastgestelde drempelbedragen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten