C-559/24, C-561/24, C-609/24 en C-624/24 V AG e.a. 

Contentverzamelaar

C-559/24, C-561/24, C-609/24 en C-624/24 V AG e.a. 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    19 november 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    5 januari 2025    

Trefwoorden: voertuigen, emissiecontrolesysteem, manipulatie-instrument

Onderwerp: 
-    Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: artikel 2, punt 6;
-    Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: artikel 2, punt 10 en artikel 5, lid 1 en lid 2, onder c).

Feiten C-559/24, C-561/24, C-609/24 en C-624/24:
Alle vier de zaken gaan over de gekochte auto’s van verzoekende partijen, waarbij de motor van de auto’s een ‘precon’ (voorconditionering) bevat. Dit is een programma voor de herkenning van rijcurven met ‘testcyclusafhankelijke regeneratie’ van de NOx-opslagkatalysator. Deze katalysator kan een bepaald deel van de stikstofoxiden tijdens normaal rijden chemisch opslaan. Hij moet regelmatig worden geregenereerd door verbranding om zijn functionaliteit te behouden. De precon met rijcurveherkenning herkent wanneer het voertuig wordt voorbereid op de uitlaatgasmeting op de testbank. Bij het testen van de uitlaatemissiewaarden op de testbank wordt een specifiek rijgedrag van het voertuig gesimuleerd. Verzoekende partijen betogen dat hun auto’s zijn uitgerust met een verboden manipulatie-instrument waardoor de toegestane grenswaarden voor uitlaatemissies in reële omstandigheden worden overschreden. De verzoekende partijen vorderen schadevergoeding op grond van misleiding.

Overweging C-559/24, C-561/24, C-609/24 en C-624/24:
Volgens de verwerende partij is er geen sprake van een verboden manipulatie-instrument, omdat de testcyclus representatief is. De definitie van een manipulatie-instrument is op grond van artikel 3, punt 10, van verordening 715/2007 ‘een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, [..] of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem [..] buiten werking [te] stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn’. De verwijzende rechter vraagt zich af of een ‘continue regenererend systeem’, zoals de precon in kwestie is aangenomen te zijn,  een manipulatie-instrument kan zijn. Deze vraag komt door een juridische fictie die wordt aangenomen bij het onderscheid tussen een continue regenererend systeem en een periodiek regenererend systeem, waardoor een continu regenererend systeem geen onderdeel van het emissiecontrolesysteem wijzigt in zijn werking. 

Prejudiciële vragen C-559/24
1) Moeten artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van uitvoeringsverordening (EG) nr. 692/2008 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007] aldus worden uitgelegd dat een systeem voor verontreinigingsbeheersing (programma voor de regeneratie van de opslagkatalysator in de voorbereidingscyclus) dat als een continu regenererend systeem wordt beschouwd omdat een regeneratie (reinigingsproces) bij elke test van type I ten minste één keer plaatsvindt en tijdens de voorbereidingscyclus van het voertuig al één keer heeft plaatsgevonden (zogenoemde precon respectievelijk voorconditionering), een manipulatie-instrument in de zin van artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 is? 
2) a) Moet artikel 5, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 715/2007 (juncto artikel 3, punt 10, van verordening nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van uitvoeringsverordening nr. 692/2008) aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatie-instrument toelaatbaar is omdat in wezen is voldaan aan de voorwaarden van de relevante procedure voor het testen van emissies? 
b) Moet artikel 5, lid 1, van verordening nr. 715/2007 (juncto artikel 3, punt 10, van verordening nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van uitvoeringsverordening nr. 692/2008) aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatie-instrument toelaatbaar is als de emissiegerelateerde werking die dit instrument gedurende de testprocedure (goedkeuringstest) laat zien, in 80 % van de gevallen ook onder normale gebruiksomstandigheden (reële rijomstandigheden) bestaat? 

Prejudiciële vragen C-561/24, C-609/24 en C-624/24
1. Moeten artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007] aldus worden uitgelegd dat een systeem voor verontreinigingsbeheersing (programma voor de regeneratie van de opslagkatalysator in de voorbereidingscyclus) dat als een continu regenererend systeem wordt beschouwd omdat een regeneratie (reinigingsproces) bij elke test van type I ten minste één keer plaatsvindt en tijdens de voorbereidingscyclus van het voertuig al één keer heeft plaatsgevonden (zogenoemde precon respectievelijk voorconditionering), een manipulatieinstrument in de zin van artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 is? 

2.a) Moet artikel 5, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 715/2007 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatieinstrument toelaatbaar is omdat in wezen is voldaan aan de voorwaarden van de relevante procedure voor het testen van emissies? 
b) Moet artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatie-instrument toelaatbaar is als de emissiegerelateerde werking die dit instrument gedurende de testprocedure (goedkeuringstest) laat zien, in de overgrote meerderheid van de gevallen ook onder normale gebruiksomstandigheden (reële rijomstandigheden) bestaat? 

3. Moeten punt 2.20 en bijlage 13, punt 3, VN/ECE [juncto bijlage III, punt 3.13.1., en artikel 2, punt 6, van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat de in bijlage 13, punt 3, tweede zin, VN/ECE opgenomen regel volgens welke de schakelaar (om het regeneratieproces mogelijk of onmogelijk te maken) tijdens de voorconditioneringscycli alleen mag worden bediend om regeneratie te voorkomen, alleen relevant is voor de speciale testprocedure overeenkomstig bijlage 13 bij het VN/ECE en dus voor de emissietest bij een voertuig met een periodiek regenererend systeem, maar niet ook voor een voertuig met een continu regenererend systeem?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-693/18 CLCV


Specifiek beleidsterrein: IenW