C-570/23 Eurowings 

Contentverzamelaar

C-570/23 Eurowings 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    8 november 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    25 december 2023

Trefwoorden: passagiersrechten, annulering, compensatie

Onderwerp: Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91: artikel 4.

Feiten:

Het geschil tussen partijen betreft de compensatie voor de annulering van een vlucht. De verweerster, Eurowings, heeft een vlucht van Griekenland naar Duitsland in 2022 geannuleerd. Via de servicehotline van verweerster heeft verzoekster, IH, vernomen dat een deelbedrag is terugbetaald en de zaak daarmee is afgehandeld. Er is geen vervangend vervoer aangeboden en er is geen hulp geboden bij het verkrijgen daarvan. Nadat verweerster het recht op compensatie van de kosten van het vervangend vervoer voor de geannuleerde vlucht heeft erkend en in dit verband bij gedeeltelijk erkenningsvonnis is veroordeeld, dient alleen nog te worden beslist over de door verzoekster gevorderde compensatie van € 400,00.

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt het Hof om de uitlegging van het begrip „geplande vertrektijd” in artikel 5, lid 1, onder c), van die verordening. De verwijzende rechter stelt dat, indien bij de geplande vertrektijd volgens artikel 5, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening wordt uitgegaan van de voor 18 juni 2022 geplande terugvlucht, zou verweerster geen compensatie verschuldigd zijn, omdat zij verzoekster op 3 juni 2022 binnen de termijn van artikel 5, lid 1, onder c), i), van de passagiersrechtenverordening heeft meegedeeld dat de vlucht is geannuleerd. Voor een annulering van een enkele vlucht met gepland vertrek op 4 juni 2022 zou de annulering op 3 juni 2022 daarentegen niet tijdig zijn geweest en zou een compensatie moeten worden betaald.

Prejudiciële vraag:

Staat bij één enkele boeking van meerdere vluchten (in casu: een heen- en terugvlucht) de annulering van een deelvlucht (in casu: de terugvlucht) gelijk met de annulering van de gehele vlucht met als gevolg dat voor de berekening van de termijnen voor de uitzonderingen op de compensatieplicht overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), van de passagiersrechtenverordening moet worden uitgegaan van de „geplande vertrektijd” van de eerste deelvlucht (heenvlucht)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-173/07; C-83/10; C-255/15

Specifiek beleidsterrein: IenW