C-572/16 INEOS

Contentverzamelaar

C-572/16 INEOS

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   30 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       16 januari 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   16 februari 2017

Trefwoorden: broeikasgasemissierechten;

Onderwerp: - richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;

- besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG.

Verzoekster exploiteert een petrochemisch productiecomplex in Keulen. Het gaat hier om de sinds 01-01-2008 emissiehandelplichtige kraakinstallatie ‘Kracker 4’ waarbij het bij de verbrandingsprocessen tot directe CO2-emissies komt. Ook komt het tot fakkelemissies. Op 23-01-2012 (de laatst mogelijke dag) vraagt verzoekster voor haar inrichting bij de DUIaut op grond van de DUI wet kosteloze toewijzing van rechten voor de derde handelsperiode 2013-2020. Zij voegt een bijlage met (historische) gegevens en schattingen toe, en gaat uit van een jaarlijks voorlopig toe te wijzen hoeveelheid van 574 635 aan rechten.

Op basis van verzoeksters gegevens wijst DUIaut haar 17-02-2014 voor de gehele periode echter (slechts) 3 867 032 rechten toe. Verzoekster maakt 11-03-2014 bezwaar tegen het toewijzingsbesluit. Zij bestrijdt de rekenmethode, de door DUIaut toegepaste transsectorale correctiefactor die bovendien onjuist berekend is en is van mening dat DUIaut verplicht is haar wegens de ontbrekende emissiegegevens over 2006 en 2007 om aanvulling of herberekening had moeten vragen.

DUIaut verwerpt het bezwaar onder meer omdat verzoekster ‘pas in april 2015, meer dan drie jaar na het verstrijken van de aanvraagtermijn’ (??) een verzoek om verhoging van de toewijzing heeft ingediend. Zij stelt aan de wettelijke vervaltermijn te zijn gebonden. Zij heeft geen adviesplicht en het ontbreken van gegevens over 2006 en 2007 was voor haar niet evident.

Verzoekster stelt 29-09-2015 beroep in bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) stelt vast dat de RL geen uitdrukkelijke regeling bevat over het verlies van aanspraak wegens te late dan wel gecorrigeerde indiening na eerdere toewijzing van rechten. Hij vraagt zich af of de DUI regeling verenigbaar is met EUrecht. Verzoeksters bezwaren voor wat betreft de transsectorale correctiefactor heeft het HvJEU reeds uitputtend behandeld in de zaken C-191/14 en C-506/14. Hij stelt de volgende vraag aan het HvJEU:

“Verzetten de bepalingen van artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, en de bepalingen van besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die voor de handelsperiode 2013-2020 voorziet in een materieelrechtelijke vervaltermijn voor niet-tijdig ingediende verzoeken om toewijzing van kosteloze emissierechten aan bestaande inrichtingen en daarbij een correctie van fouten of een aanvulling van (onvolledige) gegevens in de toewijzingsaanvraag die pas na het verstrijken van de door de lidstaat gestelde termijn worden vastgesteld, uitsluit?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-191/14 Borealis; C-506/14 Yara Suomi.

Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ
 

Gerelateerde documenten