C-572/17
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 13 november 2017 Schriftelijke opmerkingen: 30 december 2017 Trefwoorden: intellectueel eigendom; auteursrechten; merkenrecht Onderwerp: - Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij Feiten: Verweerder had een winkel in Stockholm, waar hij kleding en accessoires met motieven van rockmuziek verkocht. De verkoop van verschillende (door piraterij verkregen) goederen resulteerde in een inbreuk op de merkenrechten en het auteursrecht van een aantal eisers. Zowel in de winkel als in een magazijn dat met de winkel was verbonden en in een magazijn in een ander deel van Stockholm werden goederen aangetroffen. Verweerder heeft in de procedure aangegeven dat de winkel vrij regelmatig werd bevoorraad met goederen uit de magazijnen. Verweerder werd inbreuk op het merkenrecht ten laste gelegd en overtreding van de Zweedse wet op het auteursrecht. Volgens het openbaar ministerie had verweerder het merkenrecht geschonden door in de uitoefening van zijn commerciële activiteiten op de kleding wederrechtelijk gebruik te maken van tekens die identiek of soortgelijk zijn aan bepaalde ingeschreven Uniemerkenrechten. Subsidiair werd hem poging tot inbreuk en voorbereidende handelingen ten laste gelegd op grond van de wet op het auteursrecht. De rechter in eerste aanleg heeft verweerder schuldig bevonden aan inbreuk op het merkenrecht, er zou echter geen sprake zijn geweest van poging tot inbreuk of van voorbereidende handelingen op grond van de wet op het auteursrecht. Bij het ingesteld hoger beroep door het OM oordeelde de rechter in tweede aanleg dat verweerder schuldig was aan overtreding van de wet op het auteursrecht met betrekking tot alleen de kledingstukken die zich in de winkel zelf bevonden. Naar de mening van de procureur-generaal dienen ook de overeenkomstige goederen die zich in een magazijn bevinden te vallen onder de inbreuk op het uitsluitende distributierecht; deze heeft daarom gevorderd dat de hoogste rechter een verzoek om een prejudiciële beslissing voorlegt aan het Hof. Overweging: Uit de beslissing van het Hof (C-516/13) volgt dat er sprake kan zijn van een inbreuk op een uitsluitend recht van een auteur op grond van artikel 4(1)van richtlijn 2001/29 wanneer een andere persoon maatregelen treft of stappen zet die voorafgaan aan het sluiten van een verkoopovereenkomst, bijvoorbeeld het te koop aanbieden van beschermde goederen. In deze zaak is het evenwel de vraag of beschermde goederen die zijn opgeslagen kunnen worden geacht te koop te worden aangeboden wanneer dezelfde persoon soortgelijke goederen te koop aanbiedt in een winkel. Er zijn derhalve redenen om het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing. Prejudiciële vragen: 1) Kan er, indien goederen met een beschermd motief wederrechtelijk in een winkel te koop worden aangeboden, tevens sprake zijn van een inbreuk op het uitsluitende distributierecht van de auteur op grond van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 met betrekking tot goederen met identieke motieven die door de persoon die de goederen te koop aanbiedt, worden opgeslagen? 2) Doet het ter zake of de goederen worden opgeslagen in een magazijn dat met de winkel in verbinding staat dan wel op een andere locatie? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Dimensione Direct Sales/Labianca C-516/13. Specifiek beleidsterrein: EZ