C-574/24 Flutter Entertainment  

Contentverzamelaar

C-574/24 Flutter Entertainment  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 oktober 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    8 december 2024

Trefwoorden: kansspelen, toepasselijk recht, internationale bevoegdheid

Onderwerp: 
-    Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II): artikel 4, lid 1;
-    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken: artikel 7.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘KJ’, en verwerende partij is ‘Flutter Entertainment’, een holdingmaatschappij met zetel in Ierland. Veel bekende wed- en kansspelmerken behoren tot het concern van verwerende partij, zo ook ‘TSG Interactive Gaming Europe Limited’ (hierna: TSG). KJ heeft vanaf zijn woonplaats in Oostenrijk meegedaan aan een illegaal gokspel in de periode van 20 november 2009 tot en met 27 mei 2021, en vervolgens een vordering tegen TSG ingesteld tot betaling van de gemaakte verliezen. De vordering was gebaseerd op een onrechtmatige daad, en niet op vennootschapsrecht. TSG is houder van een Maltese kansspelconcessie, maar is dat niet van een concessie uit hoofde van de Oostenrijkse wet op kansspelen. TSG werd door de Oostenrijkse rechter veroordeeld tot betaling aan KJ. TSG weigert echter te voldoen aan het tegen haar uitgesproken vonnis, en verwijst naar een Maltese wet die het verbiedt om Oostenrijkse vonnissen in Malta ten uitvoer te leggen. 

Overweging:
Op grond van artikel 4, lid 1, van verordening 864/2007 is bij een onrechtmatige daad het recht van het land van toepassing waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. De verwijzende rechter wil uitleg over wat precies de plaats is waar de schade zich voordoet, omdat hij meerdere opties kan bedenken.

Prejudiciële vragen:
Moet artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 864/2007 („Rome II-verordening”) aldus worden uitgelegd dat in het geval van een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, wegens geleden gokverliezen, jegens een concern-moedermaatschappij als hoofdelijk aansprakelijke mededader, waarvan de dochteronderneming zonder concessie in Oostenrijk een online-kansspel heeft aangeboden, de plaats waar de schade zich voordoet, 
a) de plaats is waar de speler overmakingen vanaf zijn bankrekening naar de door de dochteronderneming aangehouden spelersrekening verricht; 
b) de plaats is waar de dochteronderneming de spelersrekening aanhoudt, waarop betalingen van de speler, winsten, verliezen en bonussen worden geboekt; 
c) de plaats is waar de speler zijn inzet op deze spelersrekening betaalt, die uiteindelijk tot verlies leidt; d) de woonplaats van de speler als plaats van zijn vordering tot uitbetaling van zijn tegoed op de spelersrekening; 
e) de plaats is waar het hoofdvermogen van de speler zich bevindt? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-709/19 Vereniging van Effectenbezitters; C-12/15 Universal Music International Holding; C-304/17

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten