C-575/23 ONB e.a.

Contentverzamelaar

C-575/23 ONB e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 7 november 2023
Schriftelijke opmerkingen: 24 december 2023 

Trefwoorden: vergoeding voor naburige rechten artistiek personeel

Onderwerp:

•            Overwegingen 72 t/m 78 en 82 en artikel 18, 19, 20, 22, 26 en 29 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.

Feiten:

In het Basisoverlegcomité wordt er door het Nationaal Orkest van België (hierna: „NOB”), de interveniërende partij, en de vakbondsvertegenwoordigers onderhandeld om tot een overeenkomst over de vergoeding voor de naburige rechten van de musici te komen. Die onderhandelingen zijn tot dusver zonder resultaat gebleven. Het NOB heeft de musici daarom voorgesteld om geïndividualiseerde overeenkomsten te sluiten die voorzagen in de betaling van bepaalde forfaitaire bedragen. Die bedragen zouden onmiddellijk worden betaald aan de musici die de betrokken overeenkomst ondertekenden, en in afwachting van de vaststelling van een koninklijk besluit worden gereserveerd voor de overige musici. Dat koninklijk besluit is vastgesteld op 1 juni 2021. Verzoekende partijen FT, AL en ON vorderen nietigverklaring van het koninklijk besluit houdende naburige rechten van het artistiek personeel van het Nationaal Orkest van België.

Overweging:

Hoewel wordt verwezen naar richtlijn 2019/790 en wordt verklaard dat die handeling in overeenstemming is met de richtlijn, wordt door de verwerende partij betoogd dat „de verzoekende partijen geen aanspraak kunnen maken op toepassing van de artikelen 18 tot en met 23 van de richtlijn, die uitsluitend betrekking hebben op kunstenaars die een contract voor de exploitatie van hun rechten hebben gesloten, en niet op kunstenaars met een statutaire aanstelling. De interveniërende partij betoogt dat het twijfelachtig is of deze artikelen wel van toepassing zijn op de overdracht van naburige rechten op prestaties die worden geleverd in het kader van een arbeidsovereenkomst of een statuut.

Prejudiciële vragen:

1) Moeten de artikelen 18 tot en met 23 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2011/29/EG aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de naburige rechten van statutaire personeelsleden op prestaties die worden geleverd in het kader van de arbeidsverhouding, bij een bestuursrechtelijke regeling worden overgedragen?

2) Zo ja, moeten de begrippen „handelingen die verricht zijn” en „rechten die verkregen zijn” in artikel 26, lid 2, van richtlijn 2019/790 aldus worden uitgelegd dat zij onder meer zien op de overdracht van naburige rechten door middel van een bestuursrechtelijke handeling die is vastgesteld vóór 7 juni 2021?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten