C-577/16 Trinseo Deutschland
Gevoegde prejudiciële hofzaken Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 02 januari 2017 Concept schriftelijke opmerkingen: 19 januari 2017 Schriftelijke opmerkingen: 19 februari 2017 Trefwoorden: handel in broeikasgasemissierechten; rechtstreekse werking Onderwerp: - richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. Verzoekster is exploitant van een installatie voor de productie van polycarbonaat. De installatie heeft een goedgekeurde productiecapaciteit van meer dan 100 ton polycarbonaat per dag en betrekt de voor de productie van polycarbonaat benodigde stoom van een plaatselijke krachtcentrale die aan de emissierechtenhandel dient deel te nemen. Verzoekster dient op 23-01-2012 een verzoek in bij DUIaut DEHSt om kosteloze toewijzing van emissierechten. Dit verzoek wordt 17-02-2014 door DEHSt afgewezen omdat de productie van polycarbonaat niet op de in de bijlage bij de DUI emissiehandelwet genoemde limitatieve lijst van stoffen is opgenomen. Dit geldt ongeacht het feit dat de EURCIE in besluit 2011/278/EU heeft beslist dat de levering van warmte aan polymerisatie-installaties voor de installatie die warmte uitvoert, moet worden beschouwd als de levering van warmte aan een installatie die onder de emissierechtenhandel valt. Verzoeksters bezwaar wordt afgewezen, waarna zij 02-10-2015 in beroep gaat. Zij stelt dat op grond van artikel 2.1 jo. bijlage I van RL 2003/87 haar activiteiten binnen de werkingssfeer van die RL vallen en in de aangepaste lijst bij de wijzigingsRL 2009/29 is opgenomen (invoeringstermijn 31-12-2012). Opname van de productie van polymeren wordt bevestigd in zowel een document als in besluit 2013/448 van de EURCIE waarmee toewijzing van emissierechten aan de krachtcentrale werd verboden. Dit verbod is uitsluitend gebaseerd op de uit het EUrecht voortvloeiende opneming van verzoeksters installatie binnen de werkingssfeer van RL 2003/87. Dit besluit van de EURCIE kon niet worden aangevochten omdat emissierechten volgens dwingend EUrecht slechts kunnen worden toegewezen aan de warmte-verbruikende installatie (i.c. verzoekster). De nationale regeling blokkeert echter haar aanspraken. Zij wijst op de lopende inbreukprocedure tegen DUI en beroept zich voor haar aanspraken rechtstreeks op de RL. De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) stelt vast dat de vraag of verzoekster binnen de werkingssfeer van het recht inzake de emissiehandel valt en of zij zich kan beroepen op de rechtstreekse werking van de richtlijn emissiehandel, gevolgen heeft voor de hoogte van verzoeksters aanspraak op kosteloze toewijzing van emissierechten. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU. (n.b. de opmerking over de bezwaren met betrekking tot de transsectorale correctiefactor enz. is in de NL vertaling niet meegenomen – dit is de ‘omissis’ op pagina 5; zie ook zaak C-572/16 INEOS van dezelfde rechter). 1) Moet artikel 1 van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, juncto bijlage I bij deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat de productie van polymeren, en in het bijzonder van het polymeer polycarbonaat, in installaties met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag valt onder de daarin vermelde activiteit van productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen? 2) Indien vraag 1) bevestigend wordt beantwoord, heeft de exploitant van een dergelijke installatie recht op kosteloze toewijzing van emissierechten ingevolge de rechtstreekse werking van de bepalingen van richtlijn 2003/87/EG en van besluit 2011/278/EU van de Commissie wanneer een kosteloze toewijzing van emissierechten op grond van het nationale recht niet mogelijk is om de enkele reden dat de betrokken lidstaat installaties voor de productie van polymeren niet heeft opgenomen in de werkingssfeer van de nationale wet ter uitvoering van richtlijn 2003/87/EG en die installaties louter om die reden niet aan de handel in emissierechten deelnemen? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ