C-58/17 INEOS

Contentverzamelaar

C-58/17 INEOS

   Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   24 maart 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       10 april 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   10 mei 2017

Trefwoorden: broeikasgasemissierechten

Onderwerp: - - richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap;
- besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG.

Verzoekster exploiteert een industriecomplex in Keulen met een groot aantal installaties voor de vervaardiging van organische basischemicaliën. Daarbij hoort een warmtekrachtcentrale die het complex van stoom voorziet onder meer door verbranding van vloeibare en gasvormige reststoffen die voornamelijk als bijproduct uit de productieprocessen van de chemische productie-installaties van het complex afkomstig zijn. De opgewekte stoom wordt afgegeven in een warmtedistributienet dat van verschillende aanvoerkanalen en een groot aantal afvoerleidingen is voorzien. Er bestaan geen rechtstreekse leveringsovereenkomsten tussen stoomproducenten en stoomafnemers, en rechtens, voor de afgifte van vergunningen, behoort het netwerk tot geen van de installaties.

Verzoekster vraagt de Deutsche Emissionshandelsstelle 23-01-2012 om kosteloze toewijzing van emissierechten voor deze installatie. Dit wordt bij besluit van 19-02-2014 geweigerd omdat volgens de wettelijke regeling toewijzing alleen voor gasvormige stoffen geldt. Verzoeksters bezwaar wordt 14-09-2015 op dezelfde grond afgewezen, waarna zij 29-09-2015 in beroep gaat. Zij stelt dat weigering op de grond dat een toewijzingscomponent met procesemissies voor vloeibare reststoffen aan de orde is, onrechtmatig is en verwijst naar Besluit 2011/278 van de EURCIE waarin geen beperking tot afvalgassen aan de orde is. Uit RL 2011/278 volgt evenmin een dergelijke beperking. Terugwinning van energie is ook voor vloeibare afvalstoffen uit oogpunt van duurzaam beheer beter dan nutteloze verwijdering of verbranding. Verweerder (DUI) wijst op artikel 10 bis lid 1 van RL 2003/87 waarin uitdrukkelijk enkel ‘energie-efficiënt hergebruik van rookgassen’ wordt genoemd, op overweging 23 van wijzigingsRL 2009/29 en het besluit van de EURCIE waarin enkel over afvalgassen gesproken wordt. Dat is ook in lijn met de doelstelling (vermindering van broeikasgasemissies) terwijl vaste en vloeibare reststoffen geen althans zeer geringe broeikasgasemissies tot gevolg zolang zij niet worden verbrand.

Volgens de verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) moet artikel 3, onder h), van besluit 2001/278 eng worden uitgelegd in die zin dat deze norm alleen geldt voor restgassen. Hij wijst op arrest C-460/15 waarin het HvJEU oordeelde dat overeenkomstig het doel van de emissiehandelRL onderscheid moet worden gemaakt tussen kooldioxidegassen die in de atmosfeer geraken en kooldioxide die in vloeibare of vaste vorm gebonden is. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:

“Moet het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2011/287/EU) aldus worden uitgelegd dat de definitie van ‘procesemissies-subinstallatie’ in artikel 3, onder h), van besluit 2011/278 een gasvormige aggregatietoestand van onvolledig geoxideerde koolstof vereist, of valt ook onvolledig geoxideerde koolstof in vloeibare toestand eronder?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-460/15 Schaefer Kalk

Specifiek beleidsterrein: IenM, EZ

 

Gerelateerde documenten