C-580/15 Van der Weegen et Pot

Contentverzamelaar

C-580/15 Van der Weegen et Pot

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   29 december 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       15 januari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   15 februari 2016
Trefwoorden: vrij verkeer diensten / kapitaal

Onderwerp
- VWEU artikel 56 (vrij verkeer diensten) en 63 (vrij kapitaalverkeer)

Eerste verzoeker is BEL ingezetene en heeft van 1971 tot zijn pensionering begin 1998 bij IBM NL gewerkt. Partijen zijn het eens dat de heffingsbevoegdheid over verzoekers pensioeninkomsten in BEL ligt. De zaak gaat over aanvullende aanslagen in de personenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 van de gemeente Brugge die verzoekers bij bericht van wijziging van aangifte in 2013 ontvangen. Daarin wordt over de jaren 2011 – 2013 geen vrijstelling verleend op de buitenlandse roerende inkomsten en wordt het recht op vrijstelling van interesten op de buitenlandse spaardeposito’s (zoals geregeld in de BEL WIB) ingetrokken. Verzoekers starten daarop een procedure waarin zij stellen dat het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel is geschonden doordat verweerder (BEL staat) plotseling heeft geoordeeld dat de uitkeringen van IBM progressief belast moeten worden. Maar de Rb oordeelt dat het recht op rechtszekerheid niet inhoudt dat de fiscale administratie een vroeger aangehouden standpunt niet zou kunnen herzien, rekening houdende met de wetgeving en de gevestigde rechtspraak.

De verwijzende BEL rechter (Rb Gent) constateert dat BEL eerder door het HvJEU is veroordeeld (zaak C-383/10) voor de invoering en instandhouding van een regeling (BEL WIB) waarbij door niet-ingezeten banken betaalde interesten discriminatoir worden belast als gevolg van de toepassing van een belastingvrijstelling die uitsluitend geldt voor door ingezeten banken betaalde interesten. Daarop is de BEL WIB aangepast en is verweerder van mening dat BEL daarmee aan zijn verplichtingen voldoet. Maar eisers stellen dat de BEL wetgever de BEL voorwaarden blijft opleggen aan buitenlandse kredietinstellingen zodat de gewijzigde bepaling nog steeds in strijd is met VWEU artikel 56 doordat de BEL ingezetenen als gevolg van deze regeling ervan worden afgehouden voor het beheer van hun spaarrekeningen een beroep te doen op de dienstverlening van banken die zijn gevestigd in andere EU- en EER-LS.
De verwijzende rechter legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
"Schendt artikel 21, 5° WIB 1992, zoals het is gewijzigd door artikel 170 Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen, de bepalingen van artikelen 56 en 63 VWEU alsmede de artikelen 36 en 40 van de EER-overeenkomst aangezien de kwestieuze bepaling, hoewel ze zonder onderscheid geldt voor binnen- en buitenlandse dienstverrichter, vereist dat voldaan wordt aan voorwaarden die analoog zijn aan deze opgenomen in artikel KB/WIB 1992 die de facto eigen zijn aan de Belgische markt en buitenlandse dienstverrichters bijgevolg ernstig belemmert hun diensten aan te bieden binnen België?"
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-383/10 CIE/BEL
Specifiek beleidsterrein: FIN en EZ

Gerelateerde documenten