C-583/23 Delda

Contentverzamelaar

C-583/23 Delda

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     15 januari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     27 februari 2024

Trefwoorden: Europees onderzoeksbevel

Onderwerp: Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken: artikel 1.

Feiten:

Verzoekende partij is AK en verwerende partij ‘Ministère public’ (hierna: OM). Op 1 maart 2021 hebben de Spaanse gerechtelijke autoriteiten een Europees onderzoeksbevel tot de Franse autoriteiten gericht om AK in kennis te stellen van de beslissing tot verdere vervolging. AK zat op dat moment een gevangenisstraf uit in Frankrijk. Op 19 juli 2021 heeft de onderzoeksrechter de betrokkene in kennis gesteld van de tenlastelegging en een afschrift ervan in het Spaans overhandigd. Dit was in afwezigheid van een advocaat. Op 20 juli 2021 heeft AK een verzoek tot nietigverklaring van dit verhoor ingediend bij de verwijzende rechter. Verzoeker betwist het bestreden vonnis, voor zover daarin wordt geoordeeld dat het verzoek om internationale rechtshulp in strafzaken niet nietig is verklaard.

Overweging:

AK betoogt dat het uitvaardigen van een Europees onderzoeksbevel niet ten doel kan hebben ‘de tenlastelegging mee te delen en de aanhangigmaking van de zaak bij een rechtbank ter kennis te brengen'. De A-G van de verwijzende rechters is daarentegen van oordeel dat het Europees onderzoeksbevel onderzoeksmaatregelen bevat die onlosmakelijk verbonden zijn met de kennisgeving van de tenlastelegging en het horen van AK door een rechter in aanwezigheid van een advocaat teneinde de rechten van de verdediging te eerbiedigen, het uitvoeren van onderzoeksmaatregelen met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal over een strafbaar feit behelst. De verwijzende rechter twijfelt hierdoor of de kennisgeving van een tenlastelegging die een bevel tot hechtenis en een bevel tot betaling van een borgsom omvat, al dan niet valt onder de materiële werkingssfeer van het Europees onderzoeksbevel.

Prejudiciële vragen:

Moeten de artikelen 1 en 3 van richtlijn 2014/41 aldus worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit van een lidstaat een Europees onderzoeksbevel mag uitvaardigen of erkennen dat er toe strekt om, ten eerste, de persoon in kennis te stellen van een jegens hem uitgevaardigde tenlastelegging, die tevens een bevel tot hechtenis en een bevel tot het betalen van een borgsom omvat, en, ten tweede, de persoon te horen zodat hij, in aanwezigheid van zijn advocaat, alle relevante opmerkingen kan maken over de in de tenlastelegging vermelde feiten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten