C-59/20 DBK
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 23 april 2020 Schriftelijke opmerkingen: 9 juni 2020
Trefwoorden : belastingvrijstelling, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, beleggingsmaatschappij
Onderwerp :
• Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
• Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) in de versie zoals van toepassing in de litigieuze periode (zie bijlage III, deel A, bij richtlijn 2009/65/EG)
Feiten:
Verzoekster DBKAG verleent van belasting vrijgestelde diensten voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen in de zin van artikel 135, lid 1, onder g), van richtlijn 2006/112/EG. De in Duitsland gevestigde SC GmbH heeft aan DBKAG in de licentieovereenkomst van 11-12-2008 tegen betaling van een eenmalige licentievergoeding een gebruiksrecht voor onbepaalde duur verleend op de SC-software om essentiële berekeningen uit te kunnen voeren voor de beheerdiensten risicomanagement en performancemeting. SC is slechts aansprakelijk voor de technische ontwikkeling respectievelijk uitvoering van de voorschriften van DBKAG en in het verdere verloop voor het technisch functioneren van de software. Dat het verleende gebruiksrecht is beperkt blijkt uit het feit dat door de contractueel overeengekomen service- en onderhoudsdiensten voor het gebruik van de software essentiële diensten worden verleend door SC, en de software niet langer kan worden gebruikt wanneer geen beroep meer wordt gedaan op deze aanvullend overeengekomen diensten en deze niet meer worden betaald. De Oostenrijkse belastingdienst heeft wegens de in het kader van een belastingcontrole bij DBKAG geconstateerde nieuwe concrete omstandigheden bij de verrichting van de diensten vastgesteld dat de verlening van het gebruiksrecht aan belasting onderworpen is. Volgens de belastingdienst verricht DBKAG de beheerdiensten risicomanagement en performancemeting zelfstandig met behulp van het verkregen gebruiksrecht op de software en kan het gedogen van het gebruik van de software niet worden gezien als een actieve beheerdienst. DBKAG is daarentegen van mening dat vanuit economisch oogpunt de twee specifieke en essentiële beheerdiensten „risico- en performancemeting” inhoudelijk op wezenlijke punten daadwerkelijk door het SC-programma en derhalve geautomatiseerd door SC worden verricht. SC heeft aan haar een uitbestede, van belasting vrijgestelde dienst van beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen in de zin van artikel 135, lid 1, onder g), van richtlijn 2006/112/EG verleend. Volgens DBKAG moet de beoordeling inzake de btw los van de civielrechtelijke beoordeling geschieden. Het gedogen van het gebruik is slechts de vorm waarin de dienst wordt verleend, en niet de feitelijke inhoud daarvan, die aanvullend werd aangeschaft.
Overweging:
Het Hof heeft de uitlegging van de vrijstellingsbepaling in artikel 135, lid 1, onder g), van richtlijn 2006/112/EG voor het beheer van door de lidstaten als zodanig gedefinieerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen reeds meerdere malen uitgelegd en beslist dat ook aan een derde beheerder overgedragen beheerdiensten onder de vrijstelling kunnen vallen, indien met deze diensten de voor het beheer van een gemeenschappelijk beleggingsfonds specifieke en essentiële functies worden vervuld en deze over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen. Gezien echter de verschillende meningen wat betreft de beoordeling van de dienstverrichter, de verschillende uitlegging van de draagwijdte van het criterium afzonderlijk geheel door de partijen in de aanhangige bestuursrechtelijke procedure en de mogelijke strijdigheid tussen de toepassing van criteria voor uitlegging die de toepasselijkheid van de vrijstelling verminderen en de eerder ruime doelstelling van de vrijstellingsbepaling, blijven volgens de verwijzende rechter evenwel gegronde twijfels bestaan aangaande de uitlegging van het begrip „beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen” in overeenstemming met het Unierecht. Het is de verwijzende rechter dan ook niet duidelijk in welke mate een uitbestede beheerdienst onafhankelijk moet zijn om te kunnen worden aangemerkt als een over het geheel genomen afzonderlijk geheel. De beantwoording van de vragen inzake de uitlegging van artikel 135, lid 1, onder g), van richtlijn 2006/112/EG, met name wat betreft de strekking van het begrip „beheer van een gemeenschappelijk beleggingsfonds”, is van doorslaggevend belang voor de beslissing van het Bundesfinanzgericht in de aanhangige zaak wat betreft de vraag of de verlening van het gebruiksrecht op de betrokken software moet worden behandeld als van belasting vrijgestelde handeling.
Prejudiciële vraag:
Dient artikel 135, lid 1, onder g), richtlijn 2006/112/EG aldus te worden uitgelegd dat, met het oog op de in deze bepaling voorziene belastingvrijstelling, het begrip „beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen” mede de verlening van een gebruiksrecht op speciaal voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen ontwikkelde software door een derde licentiegever aan een beleggingsmaatschappij omvat, wanneer deze software, zoals in het hoofdgeding, uitsluitend dient voor het verrichten van kenmerkende en essentiële activiteiten in verband met het beheer van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, maar op de technische infrastructuur van de beleggingsmaatschappij wordt uitgevoerd en haar functies slechts kan vervullen door de ondergeschikte medewerking van de beleggingsmaatschappij en onder voortdurende gebruikmaking van door de beleggingsmaatschappij ter beschikking gestelde marktgegevens?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Abbey National plc (C-169/04); GfBk Gesellschaft für Börsenkommunikation mbH (C-275/11); ATP PensionService A/S (C-464/12); Fiscale Eenheid X NV cs, (C-595/13); SDC (C-2/95); CSC (C-235/00); Bookit Ltd (C-607/14); DPAS Ltd (C-5/17); Cardpoint GmbH (C-42/18); CILFIT (C 283/81)
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal