C-592/23 Volkswagen 

Contentverzamelaar

C-592/23 Volkswagen 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     20 november 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     6 januari 2024

Trefwoorden: manipulatie-instrument, autovoertuigen

Onderwerp:

- Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, artikel 2, punt 6, en bijlage III, punten 3.13.1 en 3.13.4.;

- Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, artikel 3, punt 10, en artikel 5, lid 1 en lid 2, onder c); en

- Reglement nr. 83 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de emissie van verontreinigende stoffen naargelang de motorbrandstofvereisten betreft; punt 2.20 en bijlage 13, punt 3.

Feiten:

Op 3 april 2015 kochten verzoekers, LK en AK, bij een autodealer een door verweerster, Volkswagen AG, een auto van het merk VW Golf. Verzoekers vorderden (primair) een betaling en kosten tegen teruggave van het voertuig. De motor van het voertuig was volgens hen uitgerust met een verboden manipulatie-instrument. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering deels toegewezen. De rechter in hoger beroep wees de vordering in zijn geheel af. Volgens hem was er geen sprake van een verboden manipulatie-instrument. Het beroep in Revision van verzoekers is gericht tegen deze beslissing en strekt tot toewijzing van de vordering. In haar antwoord op het beroep in Revision verzoekt verweerster de hogere voorziening van de wederpartij niet ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter rijst de vraag of de geïmplementeerde precon met rijcurveherkenning een verboden manipulatie-instrument is in de zin van artikel 3, punt 10, juncto artikel 5 van verordening (EG) nr. 715/2007. Met de eerste vraag wenst de rechter te vernemen of een continu regenererend systeem (in tegenstelling tot een slechts periodiek regenererend systeem) überhaupt een manipulatie-instrument kan zijn. Indien een continu regenererend systeem geen enkel onderdeel van het emissiecontrolesysteem in zijn werking activeert, wijzigt, vertraagt of deactiveert, waardoor de effectiviteit van het emissiecontrolesysteem onder reële rijomstandigheden zou afnemen, is een dergelijk continu regenererend systeem geen manipulatie-instrument in de zin van artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007. De tweede vraag, onder a) en b), heeft betrekking op het bestaan van een rechtvaardiging, zelfs als het bestaan van een manipulatie-instrument moet worden verondersteld. Artikel 5, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 715/2007 voorziet in een expliciete rechtvaardiging als ondanks het manipulatie-instrument in wezen aan de voorwaarden voor de desbetreffende testprocedure wordt voldaan. Naar het oordeel van het Oberste Gerichtshof kan, als het systeem voor verontreinigingsbeheersing (katalysator) onder reële omstandigheden voor 80% even effectief is als onder testomstandigheden, niet worden gezegd dat de emissiebeperking ook onder reële omstandigheden slechts sporadisch kan worden waargenomen. De derde vraag betreft het bezwaar van verzoekers dat de precon geen continu regenererend systeem is, omdat de schakelaar die aanwezig is om het regeneratieproces mogelijk of onmogelijk te maken, tijdens de voorbereidingscyclus wordt bediend om de regeneratie van de katalysator mogelijk te maken en niet alleen om deze onmogelijk te maken. Het feit dat deze regeneratie bewust wordt geactiveerd en de eigenlijke testcyclus dus begint met een lege katalysator, is volgens de verwijzende rechter voorgeschreven en niet schadelijk.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007] aldus worden uitgelegd dat een systeem voor verontreinigingsbeheersing (programma voor de regeneratie van de opslagkatalysator in de voorbereidingscyclus) dat als een continu regenererend systeem wordt beschouwd omdat een regeneratie (reinigingsproces) bij elke test van type I ten minste één keer plaatsvindt en tijdens de voorbereidingscyclus van het voertuig al één keer heeft plaatsgevonden (zogenoemde precon respectievelijk voorconditionering), een manipulatie-instrument in de zin van artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 is?

2. a) Moet artikel 5, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 715/2007 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatie-instrument toelaatbaar is omdat in wezen is voldaan aan de voorwaarden van de relevante procedure voor het testen van emissies?

b) Moet artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2007 [juncto artikel 3, punt 10, van verordening (EG) nr. 715/2007 alsmede artikel 2, punt 6, en bijlage III, punt 3.13.4., van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat (in voorkomend geval) een dergelijk manipulatie-instrument toelaatbaar is als de emissiegerelateerde werking die dit instrument gedurende de testprocedure (goedkeuringstest) laat zien, in 80 % van de gevallen ook onder normale gebruiksomstandigheden (reële rijomstandigheden) bestaat?

3. Moeten punt 2.20. en bijlage 13, punt 3, VN/ECE [juncto bijlage III, punt 3.13.1., en artikel 2, punt 6, van verordening (EG) nr. 692/2008] aldus worden uitgelegd dat de in bijlage 13, punt 3, tweede zin, VN/ECE opgenomen regel volgens welke de schakelaar (om het regeneratieproces mogelijk of onmogelijk te maken) tijdens de voorconditioneringscycli alleen mag worden bediend om regeneratie te voorkomen, alleen relevant is voor de speciale testprocedure overeenkomstig bijlage 13 bij het VN/ECE en dus voor de emissietest bij een voertuig met een periodiek regenererend systeem, maar niet ook voor een voertuig met een continu regenererend systeem?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-693/18 CLCV

Specifiek beleidsterrein: EZK, IenW