C-619/19 Land Baden-Württemberg
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 8 oktober 2019 Schriftelijke opmerkingen: 24 november 2019
Trefwoorden : milieu-informatie; informatieplicht;
Onderwerp :
- Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad (hierna: milieu-informatierichtlijn);
Feiten:
Verzoeker (DR) verzoekt het ministerie van Land Baden-Württemberg (hierna: Staatsministerium) om hem toegang te verlenen tot documenten over boomvellingen voor het verkeers- en stedenbouwproject “Stuttgart 21”, die in oktober 2010 plaatsvonden in de Stuttgarter Schlossgarten. De aan het Hof voorgelegde vragen hebben betrekking op informatie van het hoofd van het Staatsministerium over de onderzoekscommissie “Evaluatie van het politieoptreden in de Stuttgarter Schlossgarten op 30 september 2010” en op aantekeningen van het Staatsministerium over een verzoeningsprocedure in verband met het project “Stuttgart 21”, die op 10 en 23 november 2010 werd georganiseerd. De vordering met betrekking tot deze documenten, die verzoeker instelde nadat het verzoek niets had opgeleverd, werd door de bestuursrechter in eerste aanleg afgewezen. Naar aanleiding van verzoekers hoger beroep heeft de hoogste bestuursrechter van Baden-Württemberg verweerder (Land Baden-Württemberg) gelast om verzoeker toegang tot de documenten te verlenen. Het gaat hierbij om milieu-informatie. Er waren geen redenen om de toegang tot de informatie te weigeren. De documenten genieten geen bescherming als interne mededelingen, aangezien een dergelijke bescherming ratione temporis slechts voor de duur van het bestuurlijke besluitvormingsproces geldt. Verweerders beroep tot Revision strekt tot herstel van de uitspraak in eerste aanleg.
Overweging:
Afhankelijk van het antwoord op de prejudiciële vragen moet het beroep tot Revision worden verworpen op basis van rechtsgronden, ofwel moet de zaak voor nadere behandeling en beslissing worden terugverwezen naar het Verwaltungsgerichtshof in diens hoedanigheid van feitenrechter. In de eerste plaats is het de vraag hoe het begrip “interne mededelingen” in de zin van artikel 4(1)e) van de milieu-informatierichtlijn moet worden uitgelegd. Ook de werkingssfeer ratione temporis van artikel 4(1)e) van de milieu-informatierichtlijn behoeft verduidelijking. Indien de bescherming van “interne mededelingen” op grond van artikel 4(1)e) van de milieu-informatierichtlijn niet onbeperkt in de tijd geldt, rijst vervolgens de vraag tot wanneer precies de bescherming dan duurt. De door verzoeker verlangde documenten betreffen milieu-informatie in de zin van artikel 2.1c) van de milieu-informatierichtlijn. Verweerder is een aan de informatieplicht onderworpen overheidsinstantie in de zin van artikel 2.2a) van de milieu-informatierichtlijn. De prejudiciële vragen behoeven verduidelijking door het Hof, aangezien de antwoorden daarop niet uit zijn rechtspraak blijken, noch voor de hand liggen.
Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder e), van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad (hierna: „milieu-informatierichtlijn”) aldus worden uitgelegd dat het begrip „interne mededelingen” alle mededelingen omvat die niet buiten de muren van een aan de informatieplicht onderworpen instantie terechtkomen?
2. Geldt de bescherming van „interne mededelingen” als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder e), van de milieu-informatierichtlijn onbeperkt in de tijd?
3. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: geldt de bescherming van „interne mededelingen” als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder e), van de milieu-informatierichtlijn slechts tot op het tijdstip waarop een aan de informatieplicht onderworpen instantie een besluit heeft vastgesteld of een andere administratieve procedure is voltooid?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: IenW; EZK;