C-624/23 SEM Remont
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 13 december 2023 Schriftelijke opmerkingen: 29 januari 2024
Trefwoorden: recht op aftrek van voorbelasting
Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn): artikel 63, artikel 167, artikel 168, onder a), artikel 176, artikel 178, onder a), artikelen 203, 218, 219, 220, 226 en 228.
Feiten:
SEM Remont heeft een overeenkomst gesloten met Gidrostroy-Rusia voor het uitvoeren van bagger- en graafwerkzaamheden. Hierbij is Gidrostroy-Rusia de dienstverrichter en SEM Remont de afnemer. Gidrostroy-Rusia is een in Rusland geregistreerde vennootschap die niet verbonden is met SEM Remont. Op de facturen aan SEM Remont heeft Gidrostroy-Rusia geen btw vermeld. Middels een belastingcontrole werd vastgesteld dat Gidrostroy-Rusia al een btw-schuld had voordat de werkzaamheden werden uitgevoerd en de facturen zonder btw werden uitgereikt aan SEM Remont. In het kader van die controle heeft Gidrostroy-Rusia een protocol opgesteld waarin hij heeft verklaard zowel dienstverrichter als afnemer te zijn en waarin de aan SEM Remont uitgereikte facturen zijn vermeld. De btw is op basis van de maatstaf van heffing van deze facturen berekend. De Bulgaarse belastingdienst heeft vervolgens vastgesteld dat een erkende vertegenwoordiger van Gidrostroy-Rusia de btw voor deze dienst aan de belastingdienst heeft betaald met middelen uit een lening die hij van SEM Remont had ontvangen. De grondslag voor de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting door SEM Remont is het genoemde protocol en niet een door Gidrostroy-Rusia uitgereikte corrigerende factuur. De Bulgaarse belastingdienst heeft SEM Remont een naheffing geheven voor het bedrag van deze overeenkomst wegens onregelmatigheden in de btw-aangifte en heeft haar het recht op aftrek van voorbelasting ontzegd.
Overweging:
In de procedure voor de verwijzende rechter wordt betwist of de btw-richtlijn een nationale wettelijke bepaling en een praktijk van de Bulgaarse belastingdienst toestaat, volgens welke de afnemer van de diensten het recht op aftrek van voorbelasting onder de onderhavige omstandigheden is ontzegd. SEM Remont stelt dat zij op grond van de vermelding van het protocol in de aangifte recht heeft op aftrek van voorbelasting nu de belastbare diensten daadwerkelijk zijn verricht en de verschuldigde btw door Gidrostroy-Rusia in de belastingaangifte is aangegeven en volgens de voorschriften aan de belastingdienst betaald. Volgens de Bulgaarse belastingdienst vormt het protocol geen passend bewijs voor het bestaan van het recht op aftrek van voorbelasting. Volgens de verwijzende rechter verschilt deze zaak van eerdere zaken die (in de hieronder genoemde arresten) zijn behandeld door het Hof en moet het Hof dus om uitleg worden gevraagd.
Prejudiciële vragen:
1. Is krachtens artikel 63, artikel 167, artikel 168, onder a), artikel 178, onder a), artikel 218, artikel 219, artikel 220, artikel 226 en artikel 228 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: „btw-richtlijn”) een praktijk van de belastingdienst met betrekking tot de toepassing van nationale bepalingen, in het bijzonder artikel 71, lid 1, van de Zakon za danak varhu dobavenata stoynost (wet op de belasting over de toegevoegde waarde; hierna: „ZDDS”), gelezen in samenhang met artikel 25, lid 1, ZDDS, gelezen in samenhang met artikel 102, lid 4, artikel 114, artikel 116 en artikel 117 ZDDS, gelezen in samenhang met artikel 125 ZDDS en artikel 126 ZDDS, toelaatbaar, volgens welke de afnemer van een aan btw onderworpen dienst het recht op aftrek van voorbelasting, zowel voor de periode waarin de dienst is verricht als voor de periode waarin deze in de belastingaangifte is aangegeven, is ontzegd op grond dat op de door de dienstverrichter uitgereikte factuur geen btw is vermeld en er op een later tijdstip (in het kader van de belastingcontrole bij de dienstverrichter) een document is opgesteld dat niet voldoet aan de vereisten voor de inhoud van een factuur (er is een protocol opgesteld waarin de opsteller als dienstverrichter én als afnemer wordt aangemerkt) en waarin de aan de afnemer uitgereikte factuur is vermeld en de betaalde btw over de daarin vermelde maatstaf van heffing is berekend, en de afnemer pas daarna het recht op aftrek van voorbelasting („recht op gebruikmaking van een belastingkrediet” volgens de ZDDS) op basis van het protocol heeft uitgeoefend, en wordt de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting voor de belastingplichtige hierdoor in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk gemaakt?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: op welk tijdstip moet het recht op aftrek van voorbelasting worden uitgeoefend – op het tijdstip van de uitreiking van de factuur zonder de daarop vermelde btw of op het tijdstip van de uitreiking van het protocol door de dienstverrichter?
3. Zijn in het licht van artikel 203, gelezen in samenhang met artikel 178, onder a), en artikel 176 van de btw-richtlijn en het beginsel van fiscale neutraliteit een regeling als die van artikel 102, lid 4, ZDDS en een praktijk van de nationale belastingautoriteiten toelaatbaar, volgens welke de verrichter van een btwplichtige dienst die geen verzoek tot registratie in het kader van de ZDDS binnen de wettelijke termijn vanaf de datum waarop hij verplicht is geworden om zich overeenkomstig de ZDDS te registreren heeft ingediend, alleen btw over de diensten die hij in de periode vanaf de datum waarop de registratieplicht is ontstaan tot de registratie bij de belastingdienst heeft verricht, verschuldigd is en er geen mogelijkheid wordt geboden dat de dienstverrichter voor wie de btw- plicht overeenkomstig artikel 102, lid 4, ZDDS is vastgesteld, corrigerende facturen (of een ander document) aan de afnemers van de diensten uitreikt, zodat zij het recht op aftrek van voorbelasting kunnen uitoefenen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-80/11 en C-142/11; C-424/12 Fatorie; C-518/14 Senatex; C-516/14; C-8/17 Biosafe – Indústria de Reciclagens; C-378/21 Finanzamt Österreich; C-227/21 HA.EN; C-183/14.
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal, FIN