C-627/23 Communes de Schaerbeek en de Linkebeek

Contentverzamelaar

C-627/23 Communes de Schaerbeek en de Linkebeek

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    7 december 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    23 januari 2024

Trefwoorden: effecten, kapitaalverhoging

Onderwerp:

- Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG: artikelen 1 en 2; en

- Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad: artikelen 4 en 69. 

Feiten:

De verweerder in cassatie, Gemeentelijke Holding, heeft als aandeelhouders de provincies en gemeenten die zich bij haar financieren. In 2008 heeft ze deelgenomen aan de kapitaalverhoging van de naamloze vennootschap Dexia. Alle aandeelhouders stemmen in om in te schrijven op de kapitaalverhogingen. In 2011 besliste de buitengewone algemene vergadering van Gemeentelijke Holding om de vennootschap te ontbinden en de aandeelhouders verloren toen hun volledige inschrijvingen. De verzoekende partijen, gemeenten Schaarbeek en Linkebeek, vorderen nietigverklaring van hun inschrijving op de kapitaalverhogingen wegens het niet publiceren van een prospectus voorafgaand aan de uitnodiging aan de aandeelhouders om in te schrijven op de kapitaalverhogingen. In 2022 bevestigde het hof van beroep te Brussel het vonnis tot verwerping van hun vordering. Net zoals de rechter in eerste aanleg was het hof van beroep van oordeel dat, aangezien de waardepapieren uitgegeven tijdens de betwiste kapitaalverhogingen niet verhandelbaar waren, het geen effecten waren en dat de wet die de publicatie van een „prospectus” vereist dus niet van toepassing was. In het kader van een voorziening in cassatie onderzoekt het Hof van Cassatie het begrip „effect” in de richtlijn die door de Belgische wet werd omgezet.

Overweging:

Volgens de nationale wet worden „effecten” gedefinieerd als alle categorieën beleggingsinstrumenten die verhandelbaar zijn op de kapitaalmarkt, zoals aandelen van vennootschappen. In het bestreden arrest van het hof van beroep wordt opgemerkt dat „de rechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat de wet niet van toepassing was op het onderhavige geding op grond van het feit dat de betrokken kapitaalverhogingen geen aanleiding gaven tot de uitgifte van ,effecten’ in de zin van de wet, aangezien de uitgegeven aandelen niet verhandelbaar waren op de kapitaalmarkt” en wordt bevestigd dat deze aandelen „geen effecten waren in de zin van de wet”, aangezien dergelijke aandelen „alleen konden worden aangehouden door gemeentelijke en provinciale entiteiten en de overdracht ervan onderworpen was aan goedkeuring door de raad van bestuur”. De nationale wet zet richtlijn 2003/71/EG om in Belgisch recht. Aangezien voor de beoordeling van het middel een uitlegging moet worden gegeven van artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/71/EG, dat op zijn beurt verwijst naar artikel 4, lid 1, punt 18, van richtlijn 2004/39/EG, dient de gestelde prejudiciële vraag volgens de verwijzende rechter aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te worden voorgelegd.

  

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG, dat op zijn beurt verwijst naar artikel 4, lid 1, punt 18, van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het begrip „op de kapitaalmarkt verhandelbare effecten” mede ziet op de aandelen van een holdingmaatschappij die alleen door provincies en gemeenten kunnen worden aangehouden en waarvan de overdracht aan de goedkeuring door de raad van bestuur is onderworpen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten