C-63/24 Galte

Contentverzamelaar

C-63/24 Galte

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    27 mei 2024

Trefwoorden: Asiel; vluchtelingenstatus; misdrijf

Onderwerp:

-             Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming: overwegingen 4 en 16, artikel 12, lid 2, onder b) en artikel 21, lid 1;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 18.

Feiten:

Verzoekende partij ‘K.L’ heeft een hogere voorziening ingesteld tegen het besluit van de verwerende partij, de Litouwse Migratiedienst, om K.L. geen asiel te verlenen. De Litouwse Migratiedienst oordeelde dat K.L. in zijn land van herkomst feiten had gepleegd die vallen onder de definitie van ‘ernstig, niet-politiek misdrijf’ in de Litouwse wet, wat hem derhalve uitsloot van vluchtelingenstatus. K.L stelde dat hij voor dit misdrijf reeds een straf heeft uitgezeten. Omdat K.L. echter risico liep op strafrechtelijke vervolging wegens politieke overtuigingen in land van herkomst, besloot de Litouwse Migratiedienst alleen een tijdelijke verblijfsvergunning te geven.

Overweging:

Artikel 12, lid 2, onder b), van richtlijn 2011/95 bepaalt dat een onderdaan van een derde land of een staatloze onder bepaalde omstandigheden uitgesloten kan worden van een vluchtelingenstatus wanneer ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat hij buiten het land van toevlucht een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan. De verwijzende rechter twijfelt of bij de beoordeling van de ernst van het door de asielzoeker gepleegde misdrijf en diens individuele verantwoordelijkheid, de straf die deze asielzoeker reeds heeft uitgezeten en de gratie of amnestie die aan deze asielzoeker is verleend relevante factoren zijn. 

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 12, lid 2, onder b), van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, gelezen in samenhang met artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling of de handelingen van een persoon die voor het overige voldoet aan de criteria voor toekenning van de vluchtelingenstatus, vallen onder de in artikel 12, lid 2, onder b), van richtlijn 2011/95/EU vastgestelde gronden voor uitsluiting van de vluchtelingenstatus, verplicht rekening moet worden gehouden met de straf die de betrokkene reeds heeft uitgezeten, de gratie of amnestie die hem is verleend of enige andere soortgelijke omstandigheid?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-57/09 en C-101/09 Bundesrepublik Deutschland/B en D; C-369/17; C-331/16 en C-366/16 K./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en H.F./Belgische Staat

Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB