C-634/22 OT e.a.

Contentverzamelaar

C-634/22 OT e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     30 december 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     16 februari 2023

Trefwoorden: beginsel van de rechtsstaat, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, benoeming rechters

Onderwerp: Verordening (EU) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting

Feiten:

OT wordt ervan beschuldigd vanaf een onbekende datum begin december 2016 tot en met 14-11-2018 lid te zijn geweest van de criminele organisatie in Bulgarije. De strafprocedure is op 12-07-2019 bij de Bulgaarse bijzondere strafrechter (SNS) ingeleid en aan een rechterrapporteur toegewezen. Terwijl de procedure aanhangig was, was het voorstel voor de Bulgaarse wet tot wijziging en aanvulling van de wet op de rechterlijke organisatie, die voorziet in de opheffing van de SNS (wetsvoorstel), het voorwerp van een publiek debat. De rechtsprekende formatie is van oordeel dat de opheffing van de SNS op de wijze waarop deze is uitgevoerd en met de aangevoerde motivering in strijd is met het beginsel van de rechtsstaat, afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van die rechterlijke instantie en de scheiding der machten, en dat op die manier druk wordt uitgeoefend door de wetgevende en de uitvoerende macht.

Overweging:

Volgens de grondwet van Bulgarije wordt de rechterlijke macht uitgeoefend door de hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, de gerechten in tweede aanleg, de regionale gerechten, de militaire gerechten en de districtsgerechten. Bovendien kunnen bij wet bijzondere gerechten worden ingesteld, maar buitengewone gerechten zijn niet toegestaan. De bijzondere rechtbanken in Bulgarije zijn in 2011 opgericht. Aanvankelijk waren zij belast met zaken waarin strafbare feiten door criminele organisaties zijn gepleegd. In 2015 werd hun rechtsmacht uitgebreid tot de behandeling van strafbare feiten tegen de republiek en in 2017 tot corruptiezaken tegen bepaalde groepen personen, met name personen met een hoge publieke functie. De benoeming van bijzondere rechters geschiedt op dezelfde wijze als de benoeming van rechters bij andere gerechten. Op 26-04-2022 is de ZIDZSV aangenomen. Deze wet bepaalt dat de bijzondere strafrechters (in eerste en tweede aanleg) en de bijbehorende parketten per 28-07-2022 worden opgeheven. De wet bepaalt dat de bijzondere strafrechters gedurende de periode vanaf de bekendmaking ervan tot de genoemde datum van hun opheffing nieuwe zaken in behandeling moeten nemen en reeds aangespannen zaken verder moeten behandelen. De wet verplicht de hoge raad van justitie om rechters en openbare aanklagers te herbenoemen zonder sollicitatieprocedure, met dien verstande dat bepaalde beperkingen gelden voor het aantal betrokken rechters die bij hetzelfde gerecht kunnen worden benoemd. De procureur-generaal heeft de aangevoerde bepalingen aangevochten bij het Konstitutsionen sad, waarop de hoge raad van justitie de procedures voor de herbenoeming van de bijzondere strafrechters heeft geschorst. Bij arrest nr. 7 van 14-07-2022 heeft het Konstitutsionen sad geoordeeld dat de genoemde bepalingen in strijd met de grondwet zijn omdat zij het beginsel van de scheiding der machten schenden en de onafhankelijkheid van rechters aantasten. Na deze uitspraak zijn de procedures voor de herbenoeming van de bijzondere strafrechters volgens de algemene regels hervat.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten artikel 2, artikel 6, leden 1 en 3, en artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid van een gerecht dat wordt opgeheven bij de aangenomen wijziging van de Zakon za sadebnata vlast (Bulgaarse wet op de rechterlijke organisatie) (DV nr. 32 van 26 april 2022, met inwerkintreding op 27 juli 2022), waarbij de gerechten echter de behandeling van de zaken tot dat tijdstip moeten voortzetten en ook daarna de behandeling moeten voortzetten van zaken waarin reeds preliminaire zittingen hebben plaatsgevonden, wanneer de opheffing van het gerecht wordt gemotiveerd met de waarborging van het grondwettelijke beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bescherming van de in de grondwet verankerde rechten van de burgers, maar niet naar behoren wordt uiteengezet, uit welke feiten blijkt dat deze beginselen werden aangetast?

2. Moeten de voornoemde Unierechtelijke bepalingen aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale voorschriften zoals die van de wet tot wijziging en aanvulling van de wet op de rechterlijke organisatie (DV nr. 32 van 26 april 2022) die resulteren in de volledige opheffing van een onafhankelijke rechterlijke instantie in Bulgarije (de bijzondere strafrechter) om de genoemde redenen, en tot de overplaatsing van de rechters (met inbegrip van de rechter van de rechtsprekende formatie die de specifieke strafzaak behandelt) van dat gerecht naar verschillende andere gerechten, maar deze rechters verplichten om de behandeling van de reeds bij het opgeheven gerecht aanhangig gemaakte en begonnen zaken voort te zetten?

3. Zo ja, en gelet op de voorrang van het Unierecht, welke procedurele handelingen moeten dan door de rechters bij de gerechten die onlangs zijn opgeheven worden uitgevoerd in de zaken van deze gerechten (die zij krachtens de wet moeten afdoen), ook gelet op hun verplichting om nauwkeurig na te gaan of zij zich in die zaken wegens partijdigheid moeten verschonen? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de procedurele beslissingen van het onlangs opgeheven gerecht in de zaken die tot een einde moeten worden gebracht en voor de eindbeslissingen in die zaken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Transportes Urbanos у Servicios Generales (C-118/08), (С-506/04), Torrеsi (С-58/13 en С-59/13), TDC (С-222/13), Consorci Sanitari del Maresme (C-203/14), Repubblika (C-896/19), Asociața „Forumul Judecătorilor din România” e.a. (C-83/19, C-127/19, C-195/19, C-291/19, C-355/19 en C-397/19), W.Ż. (Kamer voor bijzondere controle en publieke zaken van de Sąd Najwyższy – benoeming) (С-487/19)

Specifiek beleidsterrein: BZ, JenV, BZK