C-637/20 DSAB Destination Stockholm
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 22 januari 2021 Schriftelijke opmerkingen: 8 maart 2021
Trefwoorden : btw-richtlijn; vouchers
Onderwerp :
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn);
Feiten:
De vennootschap (verzoeker) verkoopt de City Card aan toeristen die Stockholm bezoeken. De kaart geeft de houder het recht om gedurende een beperkte periode en tot een bepaalde waarde toegang te krijgen tot een zestigtal attracties, zoals bezienswaardigheden en musea. De kaart kan ook worden gebruikt voor een tiental personenvervoersdiensten, zoals ritten met de eigen “Hop on Hop off”-bussen en -boten van de vennootschap en toeristische excursies met andere exploitanten. Sommige diensten zijn onderworpen aan de btw, maar vallen onder verschillende belastingtarieven, terwijl andere diensten vrijgesteld van de btw. De houder gebruikt de kaart ter betaling van de toegang of het gebruik en betaalt verder niets, maar registreert de kaart slechts in een speciale kaartlezer. De skatterättsnämnd (commissie voor voorafgaande fiscale beslissingen) stelt dat de kaart geen voucher voor meervoudig gebruik is. Een voucher zou een bepaalde nominale waarde moeten hebben of zou betrekking moeten hebben op bepaalde vermelde goederenleveringen of dienstverrichtingen. Volgens de skatterättsnämnd moet uit een voucher duidelijk blijken wat kan worden verkregen in ruil daarvoor, ook al kunnen er (met betrekking tot vouchers voor meervoudig gebruik) onzekerheden bestaan over bijvoorbeeld het belastingtarief of het land waar de belasting wordt geheven.
Overweging:
De bepalingen over vouchers in de btw-richtlijn zijn relatief nieuw en worden toegepast op vouchers die na 31 december 2018 zijn uitgegeven. Het lijkt erop dat het Hof nog geen aanleiding heeft gehad om een standpunt in te nemen over de wijze waarop de begrippen “voucher” en “voucher voor meervoudig gebruik” moeten worden uitgelegd. Partijen hebben verschillende opvattingen over de vraag of een kaart van de soort als in deze zaak aan de orde is, moet worden beschouwd als een voucher voor meervoudig gebruik. De vraag hoe dit soort kaarten moet worden behandeld, is voorwerp geweest van discussies in het btw-comité van de EU, zonder dat er overeenstemming is bereikt. Een soortgelijke kaart is in Denemarken, volgens informatie die in deze zaak is verstrekt, aangemerkt als een voucher voor meervoudig gebruik. De verwijzende rechter acht het dan ook noodzakelijk het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële vraag:
Moet artikel 30 bis van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat een kaart van de soort als in deze zaak aan de orde is, die de houder ervan het recht geeft om gedurende een beperkte tijd en tot een bepaalde waarde gebruik te maken van verschillende diensten op een bepaalde plaats, een voucher is, en gaat het in een dergelijk geval om een voucher voor meervoudig gebruik?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal