C-638/17 Skonis ir kvapas
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 29 december 2017 Schriftelijke opmerkingen: 15 februari 2018 Trefwoorden: accijns, tabak Onderwerp: - Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten. Feiten: Verzoekster is een in Litouwen gevestigde onderneming die onder meer actief is in de detailhandel in diverse tabaksproducten. De in het geding zijnde tabaksproducten importeerde zij in de periode 01.09.2013 en 17.04.2015 in Litouwen onder de code die van toepassing is op cigarillo’s en sigaren. Volgens de bevindingen van het douanelaboratorium, bestaan deze tabaksproducten uit gedroogde tabaksrolletjes met een filter, die omhuld zijn met een blad van natuurtabak. Het filter zelf is ook nog omhuld met een ander (papieren) blad, waarop het merk is aangebracht. Naar aanleiding van een belastingcontrole oordeelde de belastinginspectie dat de betrokken producten als sigaretten en niet als cigarillo’s moesten worden beschouwd. Zij baseerde zich hierbij op de bevinding van het door het douanelaboratorium uitgevoerde onderzoek dat de producten gedeeltelijk omhuld waren met papier. Aldus nam de belastingdienst de bestreden beslissing, waarbij zij verzoekster een naheffingsaanslag van €58.451,11 aan accijnzen, €8.195,86 aan interest en een boete van €8.768 heeft opgelegd. Verzoekster was het niet eens met die beslissing en wendde zich tot de commissie voor belastinggeschillen, die de grief van verzoekster aanvaardde en de beslissing van de belastinginspectie nietig verklaarde. De commissie was van oordeel dat er bij de evaluatie van een tabaksproduct voor accijnsdoeleinden geen rechtsgrondslag bestaat om douanewetgeving toe te passen of om te steunen op de bevindingen van het douanelaboratorium over de indeling van de betrokken producten in de gecombineerde nomenclatuur. De rechter in eerste aanleg bevestigde de redenering van de commissie voor belastinggeschillen, liet haar beslissing ongewijzigd en verwierp het beroep van de belastingdienst. Overweging: De belastingdienst stelt dat zowel richtlijn 2011/64 als de accijnswet op duidelijke en ondubbelzinnige wijze bepalen dat het dekblad van het rolletje van een cigarillo bestaat uit één enkel materiaal en dat deze teksten er niet in voorzien dat een andere (bijkomende) laag hierop wordt aangebracht. Tevens merky de belastingdienst op dat het betrokken product op een sigaret lijkt wegens de grootte ervan, het aan het filter bevestigde papieren element en de afmetingen en wijze van opening van de verpakking waarin het wordt verkocht. Verzoekster betoogt daarentegen dat de nationale rechtsregels niet verhinderen dat het blad uit natuurtabak wordt omhuld met nog andere bladen. Derhalve rijst de vraag of een product, zoals het product in kwestie, dat volledig – inclusief het filter – is omhuld met een blad van natuurtabak, en waarvan het blad uit natuurtabak rond het filter op zijn beurt is omhuld met een ander (papieren) blad, moet worden beschouwd als een cigarillo in de zin van artikel 4(1) van richtlijn 2011/64. Prejudiciële vragen: Moet artikel 4, lid 1, van richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (codificatie) aldus worden uitgelegd dat onder het begrip ‘sigaren of cigarillo’s’ producten vallen die omhuld zijn met een blad van natuurtabak of gereconstitueerde tabak, waarbij een deel van dat blad omhuld is met nog een andere (papieren) laag, zoals in onderhavig geval? Is het voor het antwoord op die vraag relevant dat het gebruik van papier als een extra laag rond het dekblad van het tabaksproduct (ter hoogte van het filter) dit product visueel doet lijken op een sigaret? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Eko-Tabak C-638/15; AAMS C-428/13; Smits-Koolhoven C-495/04. Specifiek beleidsterrein: VWS; FIN-fiscaal