C-640/15 Vilkas

Contentverzamelaar

C-640/15 Vilkas

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het voleldige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 januari 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       14 februari 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   14 maart 2016
Trefwoorden: Europees arrestatiebevel (EAB); overlevering (termijnen)

Onderwerp
- Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Pb L 190, blz. 1)

Tegen verweerder Vilkas lopen sinds 09-07-2015 twee bevelen tot uitlevering aan LIT. De termijnen zouden volgens berekening uitkomen op 24 juli en 3 augustus. Vilkas zou al op 03-07 per commerciële vlucht worden uitgezet maar verzette zich daarbij zodanig dat de piloot weigerde hem mee te nemen. De IER wet voorziet in geval van het niet voldoen aan de termijnen dat het IER Hooggerechtshof een nieuwe datum moet vaststellen en eventueel een bevel tot hechtenis (voor maximaal 10 dagen) kan uitvaardigen. De nieuwe datum voor overlevering werd 06-08 en verweerder wordt vastgezet. Ook die poging en een volgende poging op 13-08 mislukt door verweerders verzet. Daarna zoekt men een andere methode om verweerder uit te zetten – eerst over zee naar een haven op het vasteland en vandaaruit over land verder. De tijd om dit te organiseren was langer dan men verwachtte dus moest weer een nieuwe termijn worden voorgesteld (15-09) ter vaststelling door het IER Hooggerechtshof. Maar het Hooggerechtshof verklaart zich nu onbevoegd, waarna verweerder in vrijheid wordt gesteld. Verzoeker (MinJUS) gaat tegen dat besluit in beroep bij de verwijzende rechter. Het gaat om uitleg van de IER EAB-wet en wel om de termijnen.

De verwijzende IER rechter (Hof van Beroep) heeft gevraagd deze zaak als versnelde procedure te behandelen (voornamelijk voor verweerder om te weten waar hij aan toe is) maar dat heeft het HvJEU afgewezen. Hij is ervan overtuigd dat de IER wetgever artikel 23 Kaderbesluit nauwkeurig heeft willen omzetten, maar dat dat weinig helpt omdat het artikel zelf onduidelijk is. Hij legt dan ook de volgende vragen aan het HvJEU voor:
Vraag 1: Houdt artikel 23 van het Kaderbesluit rekening met het meermaals overeenkomen van een nieuwe datum voor de overlevering en/of staat het dit toe?
Vraag 2: Indien dit het geval is, is dat dan zo in één of alle van de volgende omstandigheden: bijvoorbeeld wanneer de uitvoerende lidstaat de gezochte persoon door omstandigheden buiten de macht van enige lidstaat al niet binnen de in lid 2 gestelde termijn heeft kunnen overleveren, waarna een nieuwe datum voor de overlevering wordt overeengekomen en
i) is vastgesteld dat van dergelijke omstandigheden nog steeds sprake is, of
ii) nadat aan dergelijke omstandigheden een einde is gekomen, is vastgesteld dat er opnieuw sprake van is, of
iii) nadat aan dergelijke omstandigheden een einde is gekomen, andere van dergelijke omstandigheden zich hebben voorgedaan die hebben verhinderd, of waarschijnlijk zullen verhinderen, dat de gezochte persoon binnen de vereiste termijn voor die nieuwe datum voor de overlevering zal worden overgeleverd?
Aangehaalde jurisprudentie: C-105/03 Pupino; C-237/15 Lanigan
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten