C-640/23 Greentech

Contentverzamelaar

C-640/23 Greentech

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 december 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    11 februari 2024

Trefwoorden: btw, rechtsbeginselen, recht op aftrek

Onderwerp:  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikelen 2, 19, 168 en 203.

Feiten:

De verzoekende partij, Direcție Generală Regională a Finanțelor Publice Galați (regionale hoofddirectie overheidsfinanciën, belastingkantoor), heeft in de periode tussen 23 november 2015 en 15 juli 2016 in de vestiging van verweerder Greentech SA (hierna: Greentech) een belastingcontrole verricht. Op grond van de controle zijn aanvullende btw-verplichtingen vastgesteld met bijkomende lasten tegen Greentech. Deze aanslag is gebaseerd op de verkoop van productiemiddelen door Greenfiber International SA (hierna:  GFI) aan Greentech, welke aangemerkt wordt als een gedeeltelijke overdracht van activa tussen twee verbonden vennootschappen, hetgeen een niet aan btw onderworpen transactie is. Greentech maakt bezwaar tegen deze categorisering, omdat Greentech deze verkooptransactie zelf had opgegeven als een btw onderworpen goederenlevering. Het gaat hier dus om een herkwalificatie van de verkooptransactie. Het gevolg van deze herkwalificatie is dat de nationale belastingdienst de betrokken handelstransactie verschillend heeft behandeld: als transactie waarover btw is verschuldigd ten aanzien van GFI, van welke Greentech de productiemiddelen heeft gekocht en waaraan zij btw heeft betaald, en ten aanzien van Greentech als niet met btw belaste transactie. Greentech heeft hierdoor hier geen recht op aftrek van de betaalde btw gehad en het geld kon niet meer worden teruggevorderd. Het geschil is in hoger beroep behandeld en vervolgens bij hogere voorziening. Greentech heeft een verzoek tot herziening ingediend in deze zaak, met argumentatie dat de beslissing in strijd was met rechtspraak van het Hof.

Overweging:

Het gaat in casu om de uitlegging van richtlijn 2006/112, met name om de vraag of de belastingdienst van een lidstaat, in samenhang met de beginselen van fiscale neutraliteit, rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, het recht op aftrek kan weigeren van de btw die is voldaan over een verkooptransactie die door de belastingautoriteiten is geherkwalificeerd als een overdracht van activa die niet aan btw is onderworpen. Het probleem dat hier speelt is dat de btw reeds ten gunste van de schatkist was geïnd en vanwege het verstrijken van de fiscale verjaringstermijn niet meer kon worden teruggevorderd door de belastingplichtige. Daarnaast kent de nationale regeling geen procedurele instrumenten en mechanismen op grond waarvan de belastingdienst het betaalde btw-bedrag in geval van een dergelijke herkwalificatie kan teruggeven. De verwijzende rechter heeft twijfels over of er aan het beginsel van fiscale neutraliteit wordt voldaan in casu, omdat uit vaste rechtspraak van het Hof blijkt dat elke beperking van het recht op aftrek een schending van het beginsel van fiscale neutraliteit oplevert. Daarnaast merkt de verwijzende rechter op dat volgens vaste rechtspraak van het Hof iedere marktdeelnemer bij wie gegronde verwachtingen zijn gewekt door een  instelling, een beroep kan doen op de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen.

  

Prejudiciële vragen:

Verzetten de beginselen van neutraliteit, rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, die zijn neergelegd in de artikelen 2, 19 en 168 juncto artikel 203 van richtlijn [2006/112], zich ertegen dat het recht op aftrek wordt geweigerd van de btw die is betaald over een verkooptransactie die later door de belastingdienst is aangemerkt als een bedrijfsoverdracht die buiten de werkingssfeer van de btw valt, wanneer die btw reeds ten gunste van de schatkist is geïnd en naar nationaal recht niet kan worden teruggegeven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-564/15 , C-691/17 PORR; C-545/11 Agrargenossenschaft Neuzelle

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten