C-644/20 W.J.

Contentverzamelaar

C-644/20 W.J.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 februari 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     21 maart 2021

Trefwoorden : bevoegdheid; toepasselijk recht

Onderwerp :

-           Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen;

-           Besluit 2009/941/EG van de Raad van 30 november 2009 (goedkeuring Haagse Protocol);

Feiten:

Verzoekers zijn de minderjarige kinderen (geboren in 2015, resp. 2017) van A. P. en W. J., die Poolse staatsburgers zijn. Verzoekers hebben zowel de Britse als de Poolse nationaliteit. De moeder is samen met haar kinderen naar Polen gegaan waar zij permanent wilde blijven. Verweerder (de vader van de kinderen) heeft daarmee niet ingestemd. Vervolgens heeft verweerder krachtens het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage gesloten Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen bij de Britse centrale autoriteit een verzoek tot terugkeer van verzoekers naar het VK ingediend. Dit verzoek werd doorgezonden aan de Sąd Rejonowy die heeft geweigerd de terugkeer van verzoekers te gelasten. Op het door verweerder ingestelde hoger beroep heeft de Sąd Okręgowy de bestreden beslissing gewijzigd en de moeder verplicht om minderjarige verzoekers voor 26 juni 2019 aan verweerder over te dragen. Verzoekers zijn door hun moeder niet voor 26 juni 2019 overgedragen, waarop verweerder om de gedwongen tenuitvoerlegging van de betreffende beslissing heeft verzocht. De Sąd Rejonowy heeft de voogd ad litem verzocht verzoekers onder dwang bij hun moeder weg te halen. Deze beslissing is niet ten uitvoer gelegd, omdat de moeder samen met verzoekers is ondergedoken. Derhalve is aan de politie opgedragen verzoekers op te sporen. Deze opsporing heeft tot op heden nog geen resultaat opgeleverd.

Overweging:

Voor de beslechting van de zaak dient te worden vastgesteld welk recht van toepassing is op de onderhoudsverplichting tussen partijen. De Sąd Rejonowy heeft in zijn vonnis het Poolse recht toegepast.  De toepassing van dit recht is alleen mogelijk in de veronderstelling dat verzoekers, niettegenstaande dat zij op ongeoorloofde wijze worden vastgehouden en dat door een rechterlijke instantie hun terugkeer naar het VK is gelast, hun gewone verblijfplaats in Polen hebben verworven als gevolg van hun integratie in de plaatselijke sociale en familiale omgeving nadat zij in 2017 in Polen zijn gearriveerd. In dit stadium van de procedure kan het Poolse recht niet krachtens artikel 4(2) van het Haagse Protocol als lex fori of krachtens artikel 4(4) daarvan als het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen worden toegepast. Evenmin is in deze zaak sprake van een situatie als bedoeld in artikel 4(3) van het Haagse Protocol, meer bepaald van een zaak die door de onderhoudsgerechtigde is aangebracht bij de bevoegde autoriteit van de staat waar de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats heeft. Verweerders gewone verblijfplaats bevindt zich namelijk in het VK, hetgeen tevens de mogelijkheid tot toepassing van het Poolse recht als lex fori uitsluit

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 3, leden 1 en 2, van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap bij besluit 2009/941/EG van de Raad van 30 november 2009 (PB 2009, L 331, blz. 17), aldus worden uitgelegd dat een schuldeiser die een kind is een nieuwe gewone verblijfplaats kan verkrijgen in de staat waar dit kind ongeoorloofd wordt vastgehouden, indien een rechterlijke instantie een beslissing heeft gegeven houdende de terugkeer van de betrokken schuldeiser naar het land waar het onmiddellijk voor zijn ongeoorloofde vasthouding zijn gewone verblijfplaats had?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: A. C-523/07; C-497/10; HR C-512/17; C-111/17; C-85/18; C-211/10; C. C-376/14 PPU;

Specifiek beleidsterrein: JenV