C-647/13 Melchior

Contentverzamelaar

C-647/13 Melchior

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   3 februari 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   20 februari 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   20 maart 2014
Trefwoorden: sociale zekerheid (werkloosheidsuitkering); handvest grondrechten; Europees sociaal handvest.
Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 34 (sociale zekerheid);
- Europees sociaal handvest artikel 12 lid 4 (gelijke behandeling)
- VEU artikel 4 lid 3 (loyale samenwerking)
- Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;

Verzoekster Marie-Rose Melchior, geboren 1951, heeft tussen 2003 en 2005 verschillende banen. Van maart 2005 tot eind februari 2008 werkt zij als arbeidscontractante bij de EURCIE. Daarna vraagt zij een werkloosheidsuitkering aan maar die wordt geweigerd omdat zij volgens verweerster (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening – RVA) niet aan de voorwaarden voldoet, te weten in 36 maanden minstens 624 dagen werk omdat haar periode bij de EURCIE niet wordt meegeteld. Vanaf juni 2008 ontvangt zij een aanvullende uitkering uit het werkloosheidsfonds van de instellingen van de EG. Zij vecht het besluit van de RVA aan (verzoekschrift van 24-11-2009) bij de arbeidsrechtbank en wordt in het gelijk gesteld waarna de RVA in hoger beroep gaat.
In het van toepassing zijnde BEL KB is aangegeven dat arbeidstijd wordt meegerekend als ‘op het uitbetaalde loon de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden verricht”. Ook arbeid in het buitenland verricht wordt alleen onder dezelfde voorwaarden meegeteld. De tijdvakken die verzoekster bij de EURCIE heeft gewerkt worden daarom door de RVA niet meegeteld. De periode dat verzoekster een uitkering heeft gekregen uit een EG-regeling is evenmin als inkomensperiode meegeteld.

De verwijzende BEL rechter maakt uit eerdere uitspraken van het HvJEU op dat het heeft gekozen voor het beginsel van loyale samenwerking, met name omdat het beginsel van vrij verkeer van werknemers hier geen toepassing kan vinden. Volgens het Europees sociaal handvest dient rekening te worden gehouden met tijdvakken van tewerkstelling als arbeidscontractant, maar de gemeenschap is niet bij het Handvest aangesloten. Hij stelt het HvJEU de volgende vraag:
„Verzetten het beginsel van loyale samenwerking en artikel 4, lid 3, VEU enerzijds en artikel 34, lid 1, van het Handvest van de grondrechten anderzijds zich ertegen dat een lidstaat voor het recht op werkloosheidsuitkeringen weigert om:
- rekening te houden met tijdvakken van arbeid als arbeidscontractant in dienst van een in die lidstaat gevestigde instelling van de Europese Unie, met name wanneer zowel vóór als na de periode van tewerkstelling als arbeidscontractant arbeid is verricht als werknemer op grond van de regeling van die lidstaat;
- dagen gedurende welke werkloosheidsuitkeringen zijn verstrekt in het kader van de ‚Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen’ gelijk te stellen met arbeidsdagen, terwijl dagen gedurende welke werkloosheidsuitkeringen worden verstrekt volgens de regeling van die lidstaat wel worden gelijkgesteld.”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-293/03 Gregorio My; C-137/04 Rockler; C-449/06 Gysen; C-286/09 en C-287/09 Ricci ea
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten