C-649/22 Randstad Empleo e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 6 januari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 23 februari 2023
Trefwoorden: uitzendkracht, ongeval en arbeidsongeschiktheid, beëindiging arbeidsovereenkomst
Onderwerp:
• Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid.
• Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep.
• Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.
Feiten:
XXX (verzoeker) verrichte sinds 01-10-2016 diensten voor en namens de onderneming Randstad Empleo (verweerder). Hierbij verrichtte XXX als uitzendkracht diensten bij Ferrovial Servicios. Op 24-10-2016 heeft XXX tijdens zijn werk bij Ferrovial Servicios een arbeidsongeval gehad, waarbij hij bij besluit van 16-03-2019 volledig blijvend arbeidsongeschikt is verklaard. Volgens de geldende Spaanse CAO in artikel 42 voor uitzendkrachten, ontving XXX een vergoeding van 10500 EUR, welke uitgekeerd werd door verzekeraar AXA. Hiertegen heeft vakbond ELA namens XXX een schadevordering ingesteld, welke door de Spaanse arbeidsrechter bij uitspraak van 30-12-2021 is verworpen. Vakbond ELA heeft vervolgens namens XXX hoger beroep ingesteld en vordert dat verweerder veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van 49601 EUR aan XXX, vermeerderd met een toeslag van 20 % of, bij gebreke daarvan, de wettelijke vertragingsrente.
Overweging:
De essentie van deze zaak ziet op de betwisting van de toepasselijke uitkeringsregeling voor blijvend arbeidsongeschikten in het geval van uitzendkrachten. Artikel 11 LETT (Spaanse wet op uitzendkrachten) voorziet in een lagere uitkering van de arbeidsongeschiktheidsvergoedingen dan voor vergelijkbare vaste werknemers. Als zodanig is het de vraag of artikel 11 LETT in overeenstemming is met de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, neergelegd in artikelen 20 en 12 van het Handvest en in de artikelen 3 en 5 van richtlijn 2008/104. Artikel 11 LETT ziet immers op de omzetting van richtlijn 2008/104 en dient in lijn te zijn met het in artikel 5 gestelde beginsel van gelijke behandeling van uitzendkrachten. In dit verband schrijft artikel 3 lid 1 van de richtlijn voor dat deze gelijke behandeling ten aanzien van ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ eerbiedigt dient te worden. Het Hof heeft in zijn uitspraak van 14-10-2020, KG (C-681/18), bepaalt dat dit begrip ruim geïnterpreteerd dient te worden. Volgens de verwijzende rechter worden het doel van richtlijn 2008/104 en het beginsel van gelijke behandeling slechts geëerbiedigd indien het begrip ,,arbeidsvoorwaarden” ook de vergoeding omvat waarop een werknemer recht heeft wiens arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als gevolg van een arbeidsongeval in de inlenende onderneming waardoor hij volledig arbeidsongeschikt is. Ten slotte wijst de verwijzende rechter erop dat verzoeker als gevolg van het arbeidsongeval gehandicapt is (volledig ongeschikt voor de uitoefening van zijn beroep), zodat het niet-erkennen van zijn recht op vergoeding als ware hij een rechtstreeks bij de inlenende onderneming tewerkgestelde werknemer, een door artikel 21 van het Handvest verboden discriminatie op grond van een handicap zou kunnen vormen.
Prejudiciële vraag:
Moeten de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 2 VEU en de artikelen 3, onder f), en 5 van richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een jurisprudentiële uitlegging van een Spaanse regeling volgens welke de vergoeding die toekomt aan een uitzendkracht wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd nadat hij volledig en blijvend arbeidsongeschikt is verklaard ten gevolge van een arbeidsongeval in de inlenende onderneming, uitgesloten is van het begrip „essentiële arbeidsvoorwaarden”?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-596/14), KG (C-681/18), K. B. (C-117/01), (C-395/08 en C-396/08), (C-262/88)
Specifiek beleidsterrein: SZW