C-653/24 Regione Emilia-Romagna
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 11 december 2024 Schriftelijke opmerkingen: 27 januari 2025
Trefwoorden: diensten, elektriciteit, waterkrachtcentrale, vergunningen
Onderwerp: - Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt: artikel 12, leden 1 en 2; - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 49 en 57; - Richtlijn 2019/944/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EG.
Feiten: De voorzitter van de Italiaanse ministerraad heeft bij de rechtbank een beroep ingesteld tegen een nationale regelgeving, en daarbij aangevoerd dat er in meerdere opzichten inbreuk is gemaakt op de wetgevende bevoegdheden van de Staat. Hij vordert nietigverklaring van een (gedeelte van een) wet betreffende de vergunningen voor kleine omleidingen voor waterkrachtcentrales, waarbij de houder van de vergunning stimulansen ontvangt voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. De voorzitter voert aan dat deze vergunning valt onder het gebied van ‘productie, transmissie en nationale distributie van energie’, en dat is een gebied waar zowel de Staat als de regio’s wetgevingsbevoegdheden hebben. Hierdoor moeten volgens de voorzitter de in de nationale wetgeving vastgelegde grondbeginselen in acht worden genomen in de regionale wetgeving.
Overweging: De verwijzende rechter twijfelt of vergunningen voor kleine omleidingen voor waterkrachtcentrales binnen de werkingssfeer van de dienstenrichtlijn vallen, en of deze richtlijn zich verzet tegen de nationale regeling waartegen beroep is ingesteld. De verwijzende rechter twijfelt of de activiteit van energieproductie in casu als ‘dienstverrichting’ kan worden gekwalificeerd, omdat het Unierecht elektriciteit kwalificeert als een goed. Als het produceren van de energie wel gekwalificeerd wordt als dienstverrichting, vraagt de verwijzende rechter zich af of artikel 12, lid 1, van richtlijn 2006/123, met name de verwijzing naar het vereiste van ‘schaarste van de [..] natuurlijke hulpbronnen’ in de weg staat aan een regeling van een lidstaat waarin als algemeen en abstract criterium om te bepalen of waterkrachtcentrales in staat zijn om waterreserves schaars te maken, het onderscheid tussen kleine en grote centrales wordt gebruikt. Ten slotte vraagt de verwijzende rechter naar de verlenging van de duur van de vergunningen.
Prejudiciële vragen: [1] Moet artikel 12, leden 1 en 2, van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt aldus worden uitgelegd dat deze bepaling ook van toepassing is op installaties die uitsluitend de activiteit van elektriciteitsopwekking verrichten, zoals waterkrachtcentrales waarbij er sprake is van kleine omleidingen van water?
[2] Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 12, leden 1 en 2, van richtlijn 2006/123 dan aldus worden uitgelegd dat de verwijzing naar het vereiste van schaarste van hulpbronnen in de weg staat aan een regeling van een lidstaat waarin als algemeen en abstract criterium om te bepalen of centrales die water omleiden in staat zijn om waterreserves schaars te maken, het onderscheid tussen kleine en grote centrales wordt gebruikt (die een aandrijfkracht genereren met een gemiddeld jaarlijks nominaal vermogen van respectievelijk ten hoogste 3 000 kW en meer dan 3 000 kW)?
[3] Moet tot slot, indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord, artikel 12, lid 2, van richtlijn 2006/123 aldus worden uitgelegd dat deze bepaling in de weg staat aan een regeling van een lidstaat die voorziet in een verlenging van de duur van de vergunning, op de grond dat de vergunninghouder in staat moet worden gesteld om de verkregen stimulansen voor de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen volledig te benutten, zonder dat de maximale duur (30 jaar) die vanaf het begin voor een vergunning voor een kleine waterkrachtcentrale kan worden toegekend, wordt overschreden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-393/92 Gemeente Almelo; C-727/17 ECO-WIND Construction; C-348/22 Autorità garante della concorrenza e del mercato; C 458/14 en C 67/15 Promoimpresa e.a.
Specifiek beleidsterrein: EZ