C-659/24 A-GmbH en Co. KG

Contentverzamelaar

C-659/24 A-GmbH en Co. KG

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    2 december 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    18 januari 2025

Trefwoorden: douane, invoer, antidumping, vrijstellingsdrempel

Onderwerp: 
-    Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad van 8 september 1993 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer in de Gemeenschap van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van het voorlopige anti-dumpingrecht: artikel 1;
-    Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 10 januari 1997 tot uitbreiding van het definitieve anti- dumpingrecht, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 voor rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China op de invoer van bepaalde onderdelen van rijwielen uit de Volksrepubliek China en tot heffing van het uitgebreide recht op dergelijke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 703/96 geregistreerde invoer: artikelen 2 en 3;
-    Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht: artikel 14.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘A-GmbH & Co. KG’. Zij voert verschillende onderdelen van rijwielen in uit China. Verzoekende partij is houder van een vergunning voor de toepassing van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het Douanewetboek. In 2018 heeft verzoekende partij verzocht om een vrijstelling op grond van artikel 14, onder c), van verordening 88/97, dat ziet op de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer. Deze vrijstelling kan worden verleend indien er per maand minder dan 300 eenheden per soort hoofdbestanddelen van rijwielen worden aangegeven of geleverd. De douaneautoriteit heeft het verzoek tot vrijstelling geweigerd omdat de vrijstelling alleen geldt voor ‘kleine ondernemingen’. De rechter in eerste aanleg heeft dit standpunt bevestigd. Verzoekende partij heeft hoger beroep ingesteld.

Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt welke invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen is vrijgesteld van het antidumpingrecht. Het is daarbij niet duidelijk of de vrijstelling krachtens artikel 14, onder c), van verordening 88/97 tegelijk met de andere in artikel 14 genoemde vrijstellingen mag worden verleend. Daarnaast is het de vraag of op grond van artikel 14, onder c), de invoer van minder dan 300 eenheden per maand van een bepaald hoofdbestanddeel van rijwielen alleen per vergunninghouder of per klant kan worden toegelaten. Ten slotte rijst de vraag wat de gevolgen zijn wanneer de vergunninghouder deze hoeveelheid overschrijdt. 

Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 14, onder c), van verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (hierna: ,,verordening 88/97”, [PB 1997, L] 17, blz. 17) aldus worden uitgelegd dat deze vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht in dezelfde vergunning bijzondere bestemming in de zin van artikel 254 van het douanewetboek van de Unie mag worden samengevoegd met de andere vrijstellingen krachtens artikel 14, onder a) en/of b), van verordening 88/97? 

2. Kan artikel 14, onder c), van verordening 88/97 aldus worden uitgelegd dat in de vergunning minder dan 300 eenheden van een bepaald hoofdbestanddeel van rijwielen per klant per maand kunnen worden vrijgesteld van het uitgebreide antidumpingrecht? 3. Gaat het bij de in artikel 14, onder c), van verordening 88/97 genoemde hoeveelheid van minder dan 300 eenheden per maand om een vrijstellingsdrempel, met het gevolg dat de vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht in haar geheel vervalt wanneer een partij meer dan 299 eenheden per maand aangeeft of doorlevert, dan wel om een vrijgestelde hoeveelheid waarbij 299 eenheden in ieder geval zijn vrijgesteld van het antidumpingrecht, ongeacht of die hoeveelheid wordt overschreden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-87/20 Steurkaviaar; C-371/09 Isaac International

Specifiek beleidsterrein: Fin-fiscaal

Gerelateerde documenten