C-669/21 Gencoal
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 januari 2022 Schriftelijke opmerkingen: 21 februari 2022
Trefwoorden : fiscale neutraliteit, belastingdienst, belastingplichtigen, discriminerende werking
Onderwerp :
• Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn
• Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Feiten:
Verzoekster, Gencoal S.A., heeft een vordering ingesteld tegen Conceito Norte - Consultoria de Gestão Lda., een onderneming die boekhoudkundige diensten aanbiedt, en BT, een erkend accountant, strekkende tot hoofdelijke veroordeling van hen tot betaling van een schadevergoeding van 110 665,47 EUR, vermeerderd met rente vanaf de datum van betekening van de vordering, omdat die onderneming/accountant een verzoek om teruggaaf van belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor het jaar 2017 niet tijdig hadden ingediend bij de Spaanse belastingdienst. Verweerders hebben in hun verweerschrift betoogd dat de bepalingen van artikel 15, lid 1, van richtlijn 2008/9 en die van artikel 8, lid 5, van Decreto-Lei (wetsbesluit) 186/2009, krachtens welke het verzoek om teruggaaf uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaf bij de lidstaat dient te worden ingediend, in strijd zijn met het Unierecht inzake btw dat is neergelegd in richtlijn 2006/112, aangezien die bepalingen voor btw-belastingplichtigen die niet gevestigd zijn in de lidstaat van teruggaaf voorzien in een beperktere regeling (negen maanden) dan voor belastingplichtigen die wel in de lidstaat zijn gevestigd (vier jaar).
Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af of de nationale regeling en richtlijn 2008/9, door te bepalen dat de termijn voor de indiening van een verzoek om btw-teruggaaf door ondernemers of vrije beroepsbeoefenaren die niet op het grondgebied waar de belasting wordt geheven, maar wel binnen de EU zijn gevestigd, aanvangt op de dag volgend op de laatste dag van elk kalenderkwartaal of van elk kalenderjaar en afloopt op 30 september van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de betrokken belasting is geheven, en, door te bepalen dat het teruggaafverzoek uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging moet worden ingediend, inbreuk maken op het beginsel van fiscale neutraliteit. Deze kwestie is van bijzonder belang, aangezien artikel 31, lid 4, van Real Decreto 1624/1992 een discriminerende behandeling mogelijk maakt van ondernemers en beroepsbeoefenaren die niet op het Spaanse grondgebied zijn gevestigd, ten opzichte van ondernemers en beroepsbeoefenaren die wel op het Spaanse grondgebied zijn gevestigd.
Prejudiciële vragen:
In deze zaak rijst de vraag of artikel 31, leden 11 en 42, van Real Decreto 1624/1992 por el que se aprueba el Reglamento del IVA (koninklijk besluit 1624/1992 houdende goedkeuring van de btw-regeling) van 29 december 1992, en artikel 15, lid 1, van richtlijn 2008/9/EG van 12 februari 2008, door, in het eerste geval, te bepalen dat de termijn voor de indiening van een verzoek om btwteruggaaf door ondernemers of vrije beroepsbeoefenaren die niet op het grondgebied waar de belasting wordt geheven, maar wel binnen de Gemeenschap [Europese Unie] zijn gevestigd, aanvangt op de dag volgend op de laatste dag van elk kalenderkwartaal of van elk kalenderjaar en afloopt op 30 september van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de betrokken belasting is geheven, en, in het tweede geval, te bepalen dat het teruggaafverzoek uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging moet worden ingediend, inbreuk maken op het beginsel van fiscale neutraliteit (met gevolgen voor de neutraliteit in het kader van de mededinging en het beginsel van gelijke behandeling vanuit het oogpunt van het discriminatieverbod) dat voortvloeit uit het gemeenschappelijk btw-stelsel, zoals volgt uit de overwegingen 4, 5 en 7 en de artikelen 167, 170, 171 en 178 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008, alsmede op het grondrecht dat is neergelegd in artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal