C-677/21 Fluvius Antwerpen
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 januari 2022 Schriftelijke opmerkingen: 21 februari 2022
Trefwoorden : BTW, onrechtmatige afname energie, economische activiteit
Onderwerp :
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn).
Feiten:
MX werd door de distributienetbeheerder, Fluvius Antwerpen (Fluvius) gedagvaard ter betaling van de som van 813,41 euro (btw inbegrepen) meer verwijlinteresten van 4,80 euro en gerechtelijke interesten vanaf het ogenblik der dagvaarding voor het verbruik van elektriciteit voor de periode van 07-05-2017 tot 07-08-2019. Deze facturatie gebeurde niet omdat MX elektriciteit geleverd kreeg door Fluvius op grond van de openbaredienstverplichting van Fluvius. Deze facturatie gebeurde omdat MX op het adres waar hij woont elektriciteit afnam zonder daarvoor een contract te sluiten met een commerciële energieleverancier en zonder dat hij op dat adres eerder was opgezegd door een (andere) commerciële energieleverancier en als gevolg daarvan op grond van de openbaredienstverplichting door Fluvius beleverd werd. Gelet op de rechtsgrond van de facturatie, de onrechtmatige afname, heeft de vrederechter aan Fluvius gevraagd om standpunt in te nemen over de verschuldigdheid van btw op het gefactureerde bedrag. Fluvius geeft aan dat artikel 5.5.1.§ 5 van het Energiebesluit voorziet dat wanneer een afname geschiedt zonder leveringscontract deze afname door de netbeheerder mag worden aangerekend aan de eigenaar dan wel de gebruiker. Aangezien de verhouding tussen deze afnemer en de distributienetbeheerder die de energie levert, van reglementaire aard is, is de onrechtmatige afname geen onrechtmatige daad. Op deze onrechtmatige afname is btw verschuldigd op grond van artikel 10. § 2 BTW-Wetboek.
Overweging:
De vrederechter stelt zich evenwel de vraag of de bepaling die voorziet in de aanrekening van btw niet in strijd is met de btw-richtlijn. In de eerste plaats stelt de vrederechter zich de vraag of artikel 2.l.a) en artikel 14 lid 1 en 2.a) btw- richtlijn toelaten dat op een vergoeding verschuldigd voor de onrechtmatige afname van energie btw wordt geheven. In de tweede plaats vraagt de vrederechter zich of artikel 9.1 en artikel 13.1 van de btw-richtlijn toelaten dat Fluvius, als publiekrechtelijk lichaam, btw kan vorderen op de vergoeding die haar toekomt voor de onrechtmatige afname van energie en bijgevolg voor die onrechtmatige afname btw-belastingplichtige is. Artikel 9.1 van de btw-richtlijn definieert wie btw-belastingplichtig is, namelijk eenieder die zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van de activiteit. Artikel 13.1, lid 1 voegt daaraan toe dat overheidsinstellingen, waaronder publiekrechtelijke lichamen, niet als belastingplichtigen worden aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. Kan uit deze bepalingen worden afgeleid dat als Fluvius recht heeft op een vergoeding voor onrechtmatig afgenomen energie, zij te beschouwen is als een belastingplichtige in de zin van de btw-richtlijn omdat de onrechtmatig afgenomen energie het gevolg is van de exploitatie van een lichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te krijgen? En als dit het geval is, moet de btw-richtlijn dan zo begrepen worden dat Fluvius een overheid is en, in bevestigend geval, volgt dan uit artikel 13.1, lid 3 van de richtlijn dat de economische activiteit van Fluvius in verband met de onrechtmatige afname van energie van dermate beduidende omvang is dat Fluvius in verband met deze afname is te beschouwen als btw-belastingplichtige?
Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 2.1.a) in samenhang gelezen met artikel 14.1 van de Richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat de onrechtmatige afname van energie een levering van goederen is, zijnde de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken?”
2. In ontkennend geval, moet artikel 14.2.a) van de Richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat de onrechtmatige afname van energie een levering van goederen is, zijnde een eigendomsovergang van een goed tegen betaling ingevolge een vordering door of namens de overheid dan wel krachtens de wet?”
3. Moet artikel 9, lid 1 Richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat als Fluvius Antwerpen recht heeft op een vergoeding voor onrechtmatig afgenomen energie zij te beschouwen is als een belastingplichtige omdat de onrechtmatige afname het gevolg is van een "economische activiteit" van Fluvius Antwerpen, zijnde de exploitatie van een lichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen”
4. Indien artikel 9, lid 1 van de Richtlijn 2006/112/EG aldus moet worden uitgelegd dat er bij onrechtmatige afname van energie sprake is van een economische activiteit, moet artikel 13.1, lid 1 van de Richtlijn 2006/112/EG dan zo worden uitgelegd dat Fluvius Antwerpen een overheid is en, in bevestigend geval, moet artikel 13.1, lid 3 dan zo worden uitgelegd dat de onrechtmatige afname van energie het resultaat is van een werkzaamheid van Fluvius Antwerpen die niet van onbeduidende omvang is?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal