C-68/23 Finanzamt O
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 31 maart 2023 Schriftelijke opmerkingen: 17 mei 2023
Trefwoorden: vouchers, belastingdienst, BTW
Onderwerp:
• Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
• Richtlijn (EU) 2016/1065 van de Raad van 27 juni 2016 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat de behandeling van vouchers betreft
Feiten:
Partijen zijn het niet eens over de vraag of de overdracht van tegoedkaarten of vouchercodes voor de aankoop van digitale inhoud, zogenoemde X-cards, aan omzetbelasting onderworpen is. Verzoekster heeft in het belastingtijdvak 2019 (het litigieuze jaar) via haar webshop X-cards verkocht. De uitgever van de X-cards in het litigieuze jaar was Y, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Met de vouchercodes kon de koper zijn X-gebruikersaccount met een bepaalde nominale waarde in euro’s opwaarderen. Nadat de account was opgewaardeerd, kon de accounthouder digitale inhoud kopen in de X-store van Y tegen de daar aangegeven prijzen. De X-cards werden door Y met verschillende landencodes via verschillende tussenpersonen gedistribueerd. De code DE was bestemd voor klanten met woonplaats of gewone verblijfplaats in Duitsland en een Duitse X-gebruikersaccount. In het litigieuze jaar kocht verzoekster de X-cards van twee leveranciers die noch in het Verenigd Koninkrijk noch in Duitsland, maar in andere lidstaten waren gevestigd. Zij hadden de X-cards eerder van Y gekocht. Verzoekster heeft noch de aankoop van de X-cards van de leveranciers noch de overdracht ervan aan de eindklanten in haar belastingaangiften opgenomen. Daarbij ging zij ervan uit dat de X-cards waardebonnen of vouchers voor meervoudig gebruik waren. De bevoegde belastingdienst was daarentegen van mening dat de verkoop van X-cards door verzoekster in Duitsland belastbaar was omdat de kaarten met de landencode DE van Y uitsluitend bestemd waren voor in Duitsland wonende eindklanten met een Duitse gebruikersaccount. De kwalificatie van de kaarten als vouchers voor goederen of vouchers voor enkelvoudig gebruik wordt volgens de belastingdienst ook ondersteund door het feit dat Y de kaarten als zodanig in omloop had gebracht en dat zij ook door alle andere deelnemers aan de verdere dienstverleningsketen als zodanig werden behandeld.
Overweging:
Een „voucher voor enkelvoudig gebruik” is een voucher waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, alsmede het bedrag van de over die goederen of diensten verschuldigde btw, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher (artikel 30 bis, punt 2, btw-richtlijn). Een „voucher voor meervoudig gebruik” is een voucher die geen voucher voor enkelvoudig gebruik is (artikel 30 bis, punt 3, btw-richtlijn). Het is de vraag welke gevolgen artikel 30 ter, lid 1, eerste alinea, eerste volzin, van de btw-richtlijn heeft voor artikel 30 bis, punt 2, van de btw-richtlijn. Om van een voucher voor enkelvoudig gebruik in de zin van artikel 30 bis, punt 2, van de btw-richtlijn te kunnen spreken, moet de plaats van de dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, bekend zijn. In het geval van meervoudige overdracht van vouchers volgt echter uit artikel 30 ter, lid 1, eerste alinea, eerste volzin, van de btw-richtlijn dat de dienst waarop de voucher betrekking heeft, wordt geacht meer dan één keer te zijn verricht. De vraag is waarop het vereiste dat de plaats van de dienstverrichting bekend moet zijn, betrekking heeft. Als het alleen gaat om de verkoop van een voucher (in de vorm van de X-cards) aan eindklanten, gaat het om een voucher voor enkelvoudig gebruik. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is er sprake van een voucher voor meervoudig gebruik (artikel 30 bis, punt 3, btw-richtlijn). In dat geval is de feitelijke verrichting van de diensten, in ruil voor een door de verrichter van de dienst als volledige of gedeeltelijke tegenprestatie aanvaarde voucher voor meervoudig gebruik aan btw onderworpen, terwijl iedere voorafgaande overdracht van deze voucher voor meervoudig gebruik niet aan btw onderworpen is (artikel 30 ter, lid 2, eerste alinea, btw-richtlijn).
Prejudiciële vragen:
1) Is er sprake van een voucher voor enkelvoudig gebruik in de zin van artikel 30 bis, punt 2, van de btw-richtlijn indien
– weliswaar de plaats van de dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, bekend is voor zover deze diensten aan eindverbruikers op het grondgebied van een bepaalde lidstaat moeten worden geleverd,
– maar de fictie van artikel 30 ter, lid 1, eerste alinea, eerste volzin, van de btw-richtlijn, volgens welke ook de overdracht van de voucher tussen belastingplichtigen wordt beschouwd als het verrichten van de dienst waarop de voucher betrekking heeft, ertoe leidt dat op het grondgebied van een andere lidstaat een dienst wordt verricht?
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord (en dus in casu een voucher voor meervoudig gebruik in het geding is): Staat artikel 30 ter, lid 2, eerste alinea, van de btw-richtlijn, volgens hetwelk de feitelijke verrichting van de diensten, in ruil voor een door de verrichter van de dienst als volledige of gedeeltelijke tegenprestatie aanvaarde voucher voor meervoudig gebruik, overeenkomstig artikel 2 aan btw onderworpen is, terwijl iedere voorafgaande overdracht van deze voucher voor meervoudig gebruik niet aan btw onderworpen is, in de weg aan een anderszins vastgestelde belastingplicht (arrest van het Hof van Justitie van 3 mei 2012, C-520/10, EU:C:2012:264)?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-520/10), (C-459/19), (C-283/12)
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal