C-683/24 Spielerschutz Sigma
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 4 maart 2025 Schriftelijke opmerkingen: 18 april 2025
Trefwoorden: tenuitvoerlegging vonnis, kansspel
Onderwerp: Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken: artikelen 38, 45, 46 en 52.
Feiten: Verzoekende partij ‘Spielerschutz Sigma Prozessfinanzierungs‘ is een vennootschap die procedures financiert van Oostenrijkse en Duitse consumenten (kansspeldeelnemers) tegen aanbieders van onlinekansspelen die zonder nationale vergunning illegaal kansspeldiensten aanbieden, met het doel om hun speelverliezen terug te vorderen. Verzoekende partij heeft tal van vonnissen tegen Maltese kansspelaanbieders verkregen en probeert deze in Malta ten uitvoer te leggen. Zij heeft daarvoor een rechtskundig advies van verwerende partij ingeschakeld, en vordert nu de terugbetaling omdat het advies onjuist is volgens verzoekende partij.
Overweging: In Malta is een wet aangenomen op grond waarvan de erkenning en tenuitvoerlegging van alle buitenlandse vonnissen tegen Maltese aanbieders van onlinekansspelen in beginsel moeten worden geweigerd, op basis van de openbare orde. De verwerende partij stelt dat deze wet ingaat tegen het Unierecht. De verwijzende rechter stelt dat de Maltese wet een gehele sector lijkt uit te zonderen van de Unierechtelijke regels inzake wederzijdse erkenning, en vraagt of dit toelaatbaar is.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 1, leden 1 en 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012, junctis artikel 45, lid 1, onder a), en de artikelen 46 en 52 ervan, aldus worden uitgelegd dat deze bepalingen zich verzetten tegen een regel van nationaal recht die, op basis van een in de nationale wet vastgelegd overeenkomstig beginsel van openbare orde, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen van rechterlijke instanties van andere lidstaten uitsluit voor alle procedures die zijn ingesteld tegen vergunninghouders en huidige en voormalige bestuurders en sleutelfiguren van een vergunninghouder wegens aangelegenheden die verband houden met het leveren van een kansspeldienst, wanneer een dergelijke vordering de rechtmatigheid van het leveren van kansspeldiensten in of vanuit Malta op grond van een door de overheid verleende vergunning of de rechtmatigheid van een wettelijke verplichting of natuurlijke verbintenis die voortvloeit uit de levering van dergelijke kansspeldiensten, aantast of ondermijnt en betrekking heeft op een toegestane activiteit die rechtmatig is volgens die nationale wet en andere toepasselijke nationale regelgeving?
2. Moeten artikel 45, lid 1, en artikel 46 van verordening (EU) nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regel van nationaal recht die, los van een bij de aangezochte rechter/executierechter ingediend overeenkomstig verzoek en los van de uitputting van alle rechtsmiddelen in de lidstaat van de rechter in eerste aanleg door de schuldenaar en zonder onderzoek door de aangezochte/uitvoerende rechter, een erkenning (artikel 45) en tenuitvoerlegging (artikel 46) van beslissingen van rechterlijke instanties van andere lidstaten uitsluit voor alle procedures tegen vergunninghouders en huidige en voormalige bestuurders en sleutelfiguren van een vergunninghouder wegens aangelegenheden die verband houden met het leveren van een kansspeldienst, wanneer een dergelijke vordering de rechtmatigheid van het leveren van kansspeldiensten in Malta op grond van een door de overheid verleende vergunning of de rechtmatigheid van een wettelijke verplichting of natuurlijke verbintenis die voortvloeit uit het leveren van dergelijke kansspeldiensten, aantast of ondermijnt en betrekking heeft op een toegestane activiteit die rechtmatig is volgens die nationale wet en andere toepasselijke nationale regelgeving?
3.a. Moeten artikel 45, lid 1, onder a), en artikel 46 van verordening (EU) nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regel van nationaal recht waarbij de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen strijdig wordt verklaard met de openbare orde, met als enig doel houders van een onlinekansspelvergunning te beschermen tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van rechterlijke instanties van andere lidstaten in het kader van de ondersteuning van de particuliere sector door de staat, zoals is bepaald in de nationale grondwet?
3.b. Moeten artikel 45, lid 1, onder a), en artikel 46 van verordening (EU) nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een weigering van de erkenning en tenuitvoerlegging door de aangezochte rechter in de staat van tenuitvoerlegging om redenen van openbare orde, wanneer die weigering uitsluitend is gebaseerd op het feit dat de erkenning van een dergelijk vonnis in strijd zou zijn met de economische en financiële belangen van de aangezochte lidstaat, aangezien kansspelaanbieders een wezenlijke bijdrage leveren aan de nationale economie en de inkomsten van die lidstaat?
4. Moet artikel 52 van verordening (EU) nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regel van nationaal recht die de erkenning en/of tenuitvoerlegging uitsluit van een beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat in procedures tegen vergunninghouders en huidige en voormalige bestuurders en sleutelfiguren van een vergunninghouder wegens aangelegenheden die verband houden met het leveren van een kansspeldienst, op grond dat de activiteit van de kansspelaanbieder, beoordeeld naar Maltees recht, zou zijn toegestaan?
5. Moet artikel 48 van verordening (EU) nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat de daarin vastgelegde verplichting om onverwijld een besluit te nemen wordt geschonden wanneer binnen een termijn van zes maanden geen beslissing in eerste aanleg op het verzoek om erkenning is gegeven, zonder dat dit te wijten is aan omstandigheden of vertragingen van partijen of derden in de concrete erkenningsprocedure?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-681/13 Diageo Brands; C-302/13 lyLAL-Lithuanian Airlines.
Specifiek beleidsterrein: JenV