C-684/23 Latvijas Sabiedriskais Autobuss

Contentverzamelaar

C-684/23 Latvijas Sabiedriskais Autobuss

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     15 januari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     29 februari 2024

Trefwoorden: openbare aanbesteding

Onderwerp:  Verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg: overweging 18 en artikel 5, leden 2, 3 en 5.

Feiten:

Op 19 mei 2021 heeft een aanbestedende dienst een openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de concessie van het recht om openbare busvervoersdiensten aan te bieden op het netwerk van routes van regionaal belang. Verzoekende partij ‘SIA Latvijas Sabiedriskais Autobuss’ (hierna: SIA), heeft een offerte ingediend welke werd afgewezen. Het contract werd gegund aan PSIA Ventspils reiss, een gemeentebedrijf welke een interne exploitant in de zin van verordening nr. 1370/2007 is. Dit contract werd verlengd, waartegen SIA bezwaar heeft ingediend bij verwerende partij, het bureau voor toezicht op overheidsopdrachten. Vervolgens heeft SIA beroep ingesteld. Volgens SIA diende de aanbestedende dienst, PSIA Ventspils reiss uit te sluiten van deelname aan de openbare aanbesteding, omdat de termijn als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder c), van verordening nr. 1370/2007, vanaf welke een interne exploitant het recht heeft aan andere aanbestedingen deel te nemen, niet werd gerespecteerd. Volgens verwerende partijen is er geen schending van het beginsel van eerlijke mededinging.

Overweging:

De verwijzende rechter twijfelt met name over of de gestelde vereisten van artikel 5, lid 2, onder c), van verordening nr. 1370/2007 voor deelname aan de aanbestedingsprocedure door een interne exploitant,  moet worden getoetst in het kader van de in artikel 5, lid 3, van de verordening geregelde openbare aanbestedingsprocedures. Uit overweging 18 van deze verordening blijkt dat een onderhandse gunning van openbaarvervoersdiensten onderworpen moet zijn aan een strikt regelgevingskader om concurrentieverstoring te voorkomen. Daarnaast stelt de verwijzende rechter vragen over het moment waarop er geoordeeld moet worden dat aan betrokken voorwaarden van artikel 5, lid 2, onder c) is voldaan, op het moment van indiening van de inschrijving of rekening houdend met eventuele veranderingen in omstandigheden, pas na de indiening van de offerte.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 5 van verordening (EG) nr. 1370/2007 aldus worden uitgelegd dat in het kader van de in artikel 5, lid 3, van deze verordening bedoelde openbare aanbestedingsprocedure moet worden nagegaan of aan de vereisten van artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening werd voldaan voor de deelname van een interne exploitant aan de aanbestedingsprocedure?

2) Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 5, lid 2, onder c), van verordening nr. 1370/2007 aldus worden uitgelegd dat de aanbestedende dienst bij zijn besluit over de gunning van het contract moet nagaan of op het moment van de indiening van de offerte aan alle vereisten van deze bepaling werd voldaan, en daarbij zelfs rekening moet houden met omstandigheden die zich na de indiening van de offerte hebben voorgedaan en die een invloed kunnen hebben op de eerlijke mededinging tussen de inschrijvers?

3) Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 5, lid 2, onder c), van verordening nr. 1370/2007 aldus worden uitgelegd dat de verlenging van de uitvoeringstermijn van een eerder gesloten dienstencontract een ander onderhands gegund openbaredienstcontract in de zin van deze bepaling vormt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-561/19 Consorzio Italian Management en Catania Multiservizi; C-350/17 en C-351/17 Mobit en Autolinee Toscane; C-497/10 Mercredi

Specifiek beleidsterrein: EZK en IenW

Gerelateerde documenten