C-69/15 Nutrivet

Contentverzamelaar

C-69/15 Nutrivet

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het voleldige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   9 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   26 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   26 mei 2015
Trefwoorden: afvalstoffen; boetes; CMR-Verdrag (betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg)

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (Pb L 190, blz. 1)

In oktober 2013 wordt aan de grens Macedonië/HON een binnenkomende vrachtwagen gecontroleerd met ‘groenelijstafvalstoffen’ (papierafval). Als vergezellende documenten is het transport voorzien van een document conform bijlage VII van Vo. 1013/2006 en een internationale vrachtbrief. Daaruit blijkt dat verzoekster opdrachtgever is van het transport en een firma in OOS de ontvanger. Maar de plaats van aflevering blijkt volgens het vervoersdocument in HON te liggen. Het laatste blijkt ook uit de door verzoekster aan verweerster (douaneAut) nagezonden factuur. Verzoekster krijgt een boete opgelegd omdat de begeleidingsbrief niet in overeenstemming met de Vo. is opgesteld. Verzoekster vordert nietigverklaring van verweersters besluiten omdat het in de Vo. opgenomen begrip ‘op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het [...] document’ betrekking op het opzettelijk weglaten of het niet vermelden van voor de bescherming van het milieu belangrijke informatie, maar niet op het verkeerd invullen van het document. Zij ziet in haar geval geen ‘illegale overbrenging’. Zij is het ook niet eens met de wijze van vaststellen van de boete. Verweerster erkent dat zij op de hoogte was (gesteld) van de route van het transport en daarom de afvalstoffen niet heeft teruggestuurd.

De verwijzende HON rechter (hoofdstedelijke admin/arbeidsrechtbank) wil het HvJEU vragen voorleggen over de vraag of hier sprake is van overbrenging van afvalstoffen ‘op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document’. Daarnaast kan hij uit de bewoordingen van de Vo. niet opmaken hoe geoordeeld moet worden over de rechtsmacht.
De volgende vragen worden aan het HvJEU voorgelegd:
1. Is sprake van een overbrenging van afvalstoffen die geschiedt „op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document” in de zin van artikel 2, punt 35, onder g), iii), van verordening (EG) nr. 1013/2006, wanneer de opdrachtgever van de overbrenging de vakjes met betrekking tot de importeur/ontvanger, de inrichting voor nuttige toepassing en de betrokken land(en)/sta(a)t(en) (respectievelijk de vakjes 2, 7 en 11 van het in bijlage VII bij de verordening opgenomen document) op onderling onverenigbare wijze invult, maar de desbetreffende informatie duidelijk vermeld staat op de internationale vrachtbrief en andere beschikbare documenten?
2. Zo ja, mag het dan als redelijk worden beschouwd dat op grond daarvan een boete wordt opgelegd die even hoog is als de boete voor degene die niet voldoet aan de verplichting om het in bijlage VII bij verordening (EG) nr. 1013/2006 opgenomen document in te vullen?
3. Is het om te kunnen spreken van illegale overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 2, punt 35, onder g), iii), van verordening (EG) nr. 1013/2006 noodzakelijk dat degene die het in bijlage VII bij de verordening opgenomen document invult, de autoriteit opzettelijk misleidt?
4. Is het om te kunnen spreken van illegale overbrenging van afvalstoffen die geschiedt „op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document” in de zin van artikel 2, punt 35, onder g), iii), van verordening (EG) nr. 1013/2006, van belang dat de niet feitelijk gespecificeerde gegevens of inlichtingen relevant zijn voor de bescherming van het milieu? Zo ja, welke gegevens of inlichtingen van het in bijlage VII bij de verordening opgenomen document zijn relevant voor de bescherming van het milieu?
5. Is sprake van een overbrenging van afvalstoffen die geschiedt „op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document” in de zin van artikel 2, punt 35, onder g), iii), van verordening (EG) nr. 1013/2006, wanneer de autoriteit de procedure van artikel 24 van de verordening niet toepast, de betrokken autoriteiten niet in kennis stelt en geen terugname van de illegaal overgebrachte afvalstoffen beveelt?
6. Wat moet worden verstaan onder rechtsmacht in de zin van artikel 18, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 1013/2006 en hoe moeten worden nagegaan of daarvan sprake is?
7. Wat moet worden verstaan onder de in bijlage I C, deel IV, punt 15, bij verordening (EG) nr. 1013/2006 opgenomen bewoordingen dat om als ontvanger te kunnen optreden, een handelaar of makelaar onder de rechtsmacht van het land van bestemming dient te vallen?

Specifiek beleidsterrein: FIN mede VenJ

Gerelateerde documenten